Uitspraak
5299031 AR VERZ 16-161 en 5422214 AR VERZ 16-191)
in eerste aanleg: verweerster, tevens verzoekster in het tegenverzoek,
[verzoekster],
in eerste aanleg: verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek,
Teijin,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de indiening van nadere stukken door [verzoekster] op 3 mei 2017;
primair:- de arbeidsovereenkomst tussen partijen te herstellen, met het treffen van een voorziening voor de periode dat de arbeidsovereenkomst is onderbroken, en met veroordeling van Teijin om [verzoekster] weer te werk stellen, op straffe van een dwangsom,
subsidiair:
- Teijin te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding ex artikel 7:683 lid 3 BW van € 172.805,- bruto,
- Teijin te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding ex artikel 7:671b lid 8 sub c BW van € 64.087,- bruto.
3.De feiten
grieven 1 t/m3 naar voren heeft gebracht tegen de door de kantonrechter vastgestelde feiten, staan in hoger beroep de volgende feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, vast.
In de functie van “Quality assistent” kwam [verzoekster] onder de leiding van [B] , de “Quality Coördinator”, te vallen. [B] heeft met [verzoekster] - al dan niet terloops - gesproken over de verandering die dit met zich zou brengen voor hun relatie, nu [B] naast een vriend ook de leidinggevende van [verzoekster] zou worden. [B] noch [verzoekster] voorzag hierin een probleem.
“Hoewel ik je standpunten heel vaak goed snap, probeer minder “wij”, “zij”denken toe te passen. De hoge mate van zelfstandigheid kan bij jou ook leiden tot het afstand nemen van de hiërarchie. Wees je hiervan bewust en let er op, want ze zijn ook je “klanten”.
beëindigd doordat [verzoekster] daaruit is weggelopen.
"(…) Tot mijn verbazing zag ik dat [C] en ik een kamer gaan delen. Volgens mij hebben jij en ik er meerdere malen over gesproken dat zij en ik natuurlijk een manier moeten vinden om goed samen te werken maar dat een kamer delen geen goed idee is en jij gaf toen aan dat je mij daarin begreep. Daarvoor zijn we te verschillend en zitten teveel in elkaars allergie en heb ik bovendien door mijn facilitaire werk regelmatig geloop wat hinderlijk is voor haar. Je hoeft geen helderziende te zijn om in te zien dat dit uiteindelijk niet goed uit gaat pakken. Ik hoop dan ook dat we het anders kunnen organiseren. Ik begrijp niet dat ik niet gewoon mijn huidige kamer kan houden (…) wat is nu eigenlijk het probleem? Als we hier niet voor een betere oplossing kunnen vinden dan wil ik het ook met [D](toevoeging hof: [D] ; de toenmalige leidinggevende van [B] )
bespreken. Dit is, vooral nu ik er nog lang niet ben v.w.b. mijn mentale toestand, zeker geen positieve bijdrage voor mijn herstel. En vanmiddag ga ik een uurtje eerder weg, even uitwaaien in het bos….".
"(…) Ik heb je mail gelezen en wil je laten weten dat ik erg teleurgesteld ben over de toon zoals ik die ervaar. Wellicht heb je deze mail opgesteld in een primaire reactie en zou je hem bij teruglezen mogelijk genuanceerder willen opstellen.Ik lees deze mail als volgt:Je reageert op een nog niet besproken kantoorindeling. Je geeft daarbij aan dat met [C] op 1 kantoor zitten voor jou onbespreekbaar is. Bovendien maak je daarbij een opmerking die ik als denigrerend richting mij ervaar. (…) Als laatste en voor mij meest storende element (…) geef je aan dat als er geen oplossing komt die jou welgevallig is, je dit met [D] gaat bespreken.
en [D] nog alles uit de kast heb getrokken om je in de club te houden en een continuering te bewerkstelligen. Omdat ik er aan hecht niet alleen mijn eigen oordeel te laten prevaleren heb ik jouw mail gedeeld met [D] . In het gesprek wat ik hierover met hem gevoerd heb is gebleken dat wij jouw mail op dezelfde wijze invoelen. Wat we vervolgens ook als storend ervaren is de mededeling zonder overleg dat je vrij neemt "omdat je aan je plafond zit". Ik heb je nu teruggeven zoals ik jouw mail heb ervaren en wat het bij mij doet en ik geef ook aan dat ik deze vorm niet accepteer. Het is nu aan jou om er al of niet op terug te komen. (…) ".
"(…) Je hebt echter ook een aantal omissies. Ik heb je er al meermalen mee geconfronteerd, vgl. bijvoorbeeld de eerste beoordeling uit april 2014, dat jij verzuimt te realiseren dat er binnen onze organisatie een (gebruikelijke) hiërarchie bestaat. Het zelfstandig werken mag jij niet verwarren met het niet gebonden zijn aan deze hiërarchie. Ik heb je daar meermalen op gewezen. Jij verricht je werkzaamheden binnen de hiërarchie van onze onderneming en je dient je goed te realiseren wie je ‘klanten’ zijn van jouw werken. Je denkt dat je onafhankelijk bent en handelt hiernaar, maar je bent niet onafhankelijk. Je maakt deel uit van onze organisatie en binnen deze structuur verricht jij je werkzaamheden. (…) Je betrokkenheid bij de organisatie staat niet ter discussie, maar je loyaliteit staat op dit moment wel ter discussie. Je zult je aan een aantal basisregels moeten houden.Eén daarvan is dat je verantwoording aan mij als je leidinggevende verschuldigd bent en dat je mijn sturing en leiding dient te accepteren. (…) Inmiddels heb je voor mij een grens overschreden. Ik zeg het je zoals het is: als je niet onmiddellijk je gedrag aanpast, zowel naar mij als naar anderen, is er voor jou geen plaats meer binnen deze organisatie en zal het dienstverband op korte termijn moeten eindigen. (…) Ook het gesprek tussen jou en mij op 29 februari jl. (…) heeft niet geleid tot inzicht bij jou. Ik ben geschrokken van je halsstarrigheid (…). Als mensen zijn wij inderdaad gelijkwaardig aan elkaar, echter binnen het dienstverband ben ik jouw leidinggevende en oefen ik het arbeidsrechtelijk gezag over jou uit. Het negeren van het dienstverband is nu afgelopen. Jij accepteert mij als leidinggevende en jij gaat daar ook integraal naar handelen. (…) Ik verlang dat jij daar vanaf nu blijvend naar handelt. Dat betekent dat jij met jouw collega [C] integraal gaat samenwerken waar nodig. Jij krijg geen eigen kamer en zult gewoon meeverhuizen naar onze nieuwe locatie. (…) Op maandag 14 maart as (…) hebben wij opnieuw een gesprek. Van jou wordt verlangd dat jij in dat gesprek ondubbelzinnig aangeeft je te conformeren aan het vorenstaande.Ik spreek de verwachting uit dat jij inziet dat je fout zit en dat je je gedrag echt moet aanpassen om je loopbaan binnen onze onderneming te kunnen blijven behouden."
Bij brief van 18 maart 2016 aan [B] heeft [verzoekster] gereageerd. In haar brief gaat zij puntsgewijs in op de brief van 10 maart 2016. Zij beklaagt zich er daarbij over dat geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden en dat onvoldoende rekening is gehouden met haar kwestbare mentale gesteldheid. Ook maakt zij bezwaar tegen de toon en woordkeuze van de waarschuwingsbrief, die zij bestempelt als
"autoritair en dictatoriaal"en door haar wordt gezien als een emotionele reactie van [B] op haar mail van 23 februari 2016, die
“alle proporties te buiten gaat”.
“Tot slot stel ik het op prijs als wij hierover nog een gesprek hebben, zoals al is voorgesteld. Als we samen concluderen dat de verhoudingen teveel verstoord zijn geraakt, dan betreur ik dat”.
Wij willen van onze kant dat de onderlinge relatie normaliseert. (…) Daarvoor is het essentieel dat jij in woord en gebaar laat zien de gezagsverhoudingen binnen de organisatie te aanvaarden en dat jij daarnaar handelt. (…)”
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
[verzoekster] stelt dat de vertrouwensbreuk geheel in de risicosfeer van Teijin ligt en dat zij verwijtbaar heeft gehandeld. Volgens [verzoekster] heeft [B] de situatie onnodig laten escaleren of sterker nog een escalatie in scène gezet, en heeft Teijin daarmee bewust aangestuurd op een verstoorde arbeidsrelatie. Volgens [verzoekster] was er tot de e-mail van 23 februari 2016 nog geen vuiltje aan de lucht was en was haar e-mail niet dusdanig ernstig van toonzetting dat dit de reactie van [B] rechtvaardigde. [verzoekster] is daarvoor, volgens haar, onterecht en onnodig hard aan gepakt en onder druk gezet. Gelet op de lengte van haar dienstverband heeft Teijin volgens [verzoekster] zich onvoldoende als een goed werkgever opgesteld. Volgens [verzoekster] zijn er ook wel degelijk andere functies voor haar binnen Teijin beschikbaar, nu het geschil enkel tussen haar en [B] speelt.
5.De beoordeling in hoger beroep
De grieven 4 t/m 8 richten zich vanuit verschillende perspectieven en op verschillende gronden tegen de bevestigende beantwoording van deze vragen door de kantonrechter en beogen die vragen in volle omvang aan het hof voor te leggen.
Vervolgens heeft een confrontatie tussen [verzoekster] en [B] plaatsgevonden tijdens het gesprek in september 2015 (zie 3.7). Uit het verloop van dat gesprek zoals partijen daarover hebben verklaard, komt voor het hof naar voren dat [verzoekster] niet, althans alleen op haar eigen condities, wilde voldoen aan een opdracht van [B] om een veiligheidshandboek op te stellen. Door weg te lopen uit dat gesprek heeft [verzoekster] er geen blijk van gegeven het gezag van [B] te aanvaarden. Weliswaar zijn de vriendschappelijke betrekkingen nadien niet verbroken -tijdens de ziekte van [verzoekster] is [B] op vriendschappelijke wijze contact met haar blijven houden-, maar gesteld noch gebleken is dat [verzoekster] en [B] het incident op enig moment hebben uitgesproken. Gelet op de aard van dat incident acht het hof het aannemelijk dat, zoals [B] ter zitting heeft verklaard, het op negatieve wijze is blijven doorwerken in de verhouding tussen hen. Binnen die verslechterende verhouding past vervolgens de e-mail van 23 februari 2016 over de voorgenomen kamerindeling (zie hiervoor 3.9). Hoewel de toonzetting van de e-mail naar het oordeel van het hof niet grof of anderszins onbehoorlijk is, past zij niet binnen een vriendschappelijke relatie als die welke partijen hadden. Daarvoor is de brief te verwijtend en dwingend van toon. Bovendien geeft de brief door te “dreigen” met het stappen naar de meerdere van [B] , (wederom) geen blijk van het aanvaarden door [verzoekster] van gezag van [B] . Naar het oordeel van het hof is de reactie van [B] op die e-mail (zie 3.10) vervolgens persoonlijk (“voelt als een dolk in mijn rug”) en niet professioneel zakelijk. Daarna is de verstoring in de verhouding tussen [B] en [verzoekster] snel geëscaleerd, waarbij gesprekken die vanuit Teijin kennelijk bedoeld waren om het conflict beheersbaar te houden alleen maar meer olie op het vuur gooiden.
Dat heeft geresulteerd in de “laatste waarschuwing” van 10 maart 2016 (zie 3.11). Ook die brief heeft een sterk persoonlijke inslag en getuigt niet van een zakelijke en professionele benadering van het conflict door [B] . Voorspelbaar was dat die brief alleen maar zou bijdragen aan een verdere escalatie, die dan ook heeft plaatsgevonden. Het hof acht voldoende aannemelijk dat daarna niet langer sprake was van een werkbare verhouding tussen [B] en [verzoekster] .
Weliswaar hebben partijen daarna nog getracht om via mediation weer tot een werkbare verhouding te komen, maar die mediation is daar niet in geslaagd. De vraag naar het hoe en waarom daarvan dient hier in het midden te blijven. Slechts kan geconstateerd worden dat de mediation de breuk in de arbeidsrelatie tussen [B] en [verzoekster] niet heeft weten te herstellen, waarmee die breuk als onomkeerbaar dient te worden beschouwd.
- ingevolge artikel 10 van de Ontslagregeling jo. artikel 7:672 lid 2 BW bedroeg die in het geval van [verzoekster] vier maanden te rekenen vanaf de datum van de ontbindingsbeschikking- herplaatsing van [verzoekster] mogelijk was. [verzoekster] heeft op de zitting nog wel gewezen op de vacature voor inkoop assistent, maar Teijin heeft over die functie onweersproken verklaard dat het een recente vacature betreft.
grief 9, die strekt tot herstel van de arbeidsverhouding en wedertewerkstelling, faalt.
grief 10.
grief 11faalt derhalve.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Teijin zullen tot aan deze beschikking worden vastgesteld op € 716,- voor griffierecht en op € 1.788,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten, tarief II in hoger beroep).