Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
"deelbetaling btw, advocaat,
3.De procedure in eerste aanleg
4.De bespreking van de grieven
grieven 1 en 2hangen met elkaar samen. Met deze grieven betoogt [appellant] dat de kantonrechter de vordering in conventie ten onrechte heeft afgewezen. Daarmee legt hij het geschil tussen partijen betreffende de vordering in conventie in volle omvang aan het hof voor.
1 augustus 2012. Het hof gaat er dan ook vanuit dat de overeenkomst betreffende de huur van de camping tussen partijen per 1 augustus 2012 is ingegaan.
- het hof dient een dergelijke stelling dan in te lezen in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd -, heeft [geïntimeerde] deze stelling gemotiveerd betwist. [appellant] heeft niet aangeboden deze stelling te bewijzen en het hof ziet ook geen reden hem ambtshalve tot dit bewijs toe te laten.
Voor de voorafgaand aan de ingangsdatum van de overeenkomst gemaakte kosten, ontbreekt een deugdelijke grondslag. Als [appellant] de vordering baseert op een gemaakte afspraak, geldt mutatis mutandis wat geldt voor de gedurende de looptijd van de overeenkomst gemaakte kosten. Voor een mogelijke andere grondslag - zaakwaarneming wellicht, of ongerechtvaardigde verrijking - heeft [appellant] in het licht van het door [geïntimeerde] gevoerde verweer onvoldoende aangevoerd.
grief 3komt [appellant] , naar het oordeel van het hof terecht, op tegen de toewijzing door de kantonrechter van de vordering hem te verbieden onrechtmatige negatieve berichten over [geïntimeerde] op websites te plaatsen. Deze vordering is in september 2015 toegewezen, bijna drie jaren nadat [appellant] van de camping was vertrokken, en is gebaseerd op door [appellant] voor het laatst in het najaar van 2013 geplaatste berichten. Nu gesteld noch gebleken is dat [appellant] ook nadien nog negatieve berichten over
[geïntimeerde] op websites heeft geplaatst, was een verbod niet langer opportuun. De grief slaagt.