ECLI:NL:GHARL:2017:4477

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
30 mei 2017
Zaaknummer
200.213.961
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake tussenkomst en zekerheidstelling proceskosten in hypothecaire procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in een incident tot tussenkomst en tot zekerheidstelling van proceskosten. De eiseres in het incident, Obvion N.V., heeft verzocht om te mogen tussenkomen in een procedure tussen de appellante en de geïntimeerde, Folly Group Corp. De achtergrond van de zaak betreft een hypothecaire geldlening die door de appellante is afgesloten bij Obvion, waarbij de woning van de appellante en haar echtgenoot als onderpand dient. Folly heeft conservatoir beslag gelegd op de woning in verband met een vordering van € 735.303,- op de appellante en haar echtgenoot, die verwikkeld zijn in een echtscheidingsprocedure. Het hof heeft de vordering van Obvion tot tussenkomst toegewezen, omdat zij een zelfstandig belang heeft bij de opheffing van het beslag, dat haar hypothecaire rechten zou kunnen benadelen. De vordering van Obvion tot zekerheidstelling van de proceskosten is echter afgewezen, omdat Folly, als buitenlands wonende gedaagde, geen zekerheid kan worden opgelegd. Het hof heeft de zaak verwezen naar een zitting voor pleidooi op 21 juni 2017, waarbij ook Obvion de gelegenheid krijgt om haar standpunt als tussenkomende partij te bepleiten. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.213.961
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 433647)
arrest in kort geding van 30 mei 2017
in het incident ex artikel 217 Rv van
de naamloze vennootschap UA
Obvion N.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres in het incident,
hierna: Obvion,
advocaat: mr. H.E.P. van Geelkerken,
in de zaak van
[appellante],
wonende te [plaatsnaam] ,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. H.C. Bijleveld,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Folly Group Corp.,
gevestigd te Panamastad, Panama,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie,
hierna: Folly,
advocaat: mr. B.G. Baljet.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis in kort geding van 29 maart 2017 dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, in conventie tussen [appellante] en Folly heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 10 april 2017 van [appellante] , met grieven en producties,
- de incidentele conclusie tot tussenkomst ex artikel 217 Rv, tevens vordering zekerheidstelling proceskosten gedaagde van Obvion,
- de memorie van antwoord in de hoofdzaak tevens memorie van antwoord in het incident met producties;
- het verzoek om pleidooi zijdens [appellante] .
2.2
Vervolgens zijn de stukken voor het wijzen van arrest in het incident aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest in het incident bepaald.

3.De motivering van de beslissing in het incident

3.1
Het gaat in deze zaak – kort samengevat en voor zover thans van belang – om het volgende. [appellante] en [echtgenoot] (hierna: [echtgenoot] ) zijn met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten. Zij zijn ieder voor de helft eigenaar van een woning aan de [adres] (hierna: de woning). Voor de financiering van de woning is door [appellante] een hypothecaire geldlening afgesloten bij Obvion en hebben [appellante] en [echtgenoot] een recht van hypotheek verleend op de woning. [appellante] en [echtgenoot] zijn in een echtscheidingsprocedure verwikkeld en de woning staat te koop. Folly is een voormalig cliënt van het bedrijf van [echtgenoot] en stelt een vordering op [echtgenoot] en [appellante] te hebben van € 735.303,-. In verband daarmee heeft Folly conservatoir beslag doen leggen op onder meer de woning. [appellante] heeft in eerste aanleg, naast vorderingen jegens [echtgenoot] , zakelijk samengevat gevorderd dat Folly wordt bevolen het beslag op de woning op te heffen althans te royeren nadat de woning is verkocht voor een koopsom hoger dan de getaxeerde executiewaarde en voordat de daaropvolgende levering plaatsvindt en al hetgeen te doen dat daartoe dienstig of noodzakelijk is, alsmede dat wordt bepaald dat, indien [appellante] dat dienstig of noodzakelijk acht, het vonnis in de plaats treedt van de door Folly te verrichten rechtshandelingen ter opheffing althans royering van het beslag op de woning, alles met hoofdelijke veroordeling van ( [echtgenoot] en) Folly in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft deze vorderingen afgewezen en [appellante] jegens Folly in de proceskosten veroordeeld. Tegen deze beslissing voor zover gewezen tussen [appellante] en Folly heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
3.2
Obvion heeft gevorderd in de appelprocedure tussen [appellante] en Folly te mogen tussenkomen. Obvion heeft daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat sprake is van een grote achterstand in de betaling door [appellante] uit hoofde van de hypothecaire geldlening en dat Obvion hinder ondervindt van het door Folly gelegde beslag op de woning in het kader van het executietraject ex artikel 3:268 Burgerlijk Wetboek. De woning is inmiddels verkocht en Obvion stelt er groot belang bij te hebben dat de woning op korte termijn zal worden geleverd aan de koper. Folly weigert evenwel het conservatoir beslag op te heffen. Obvion wenst daarom een vordering jegens Folly in te stellen tot opheffing van het gelegde beslag.
3.3
[appellante] heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de incidentele vordering tot tussenkomst te reageren. Folly heeft bij memorie van antwoord in het incident op de incidentele vordering tot tussenkomst gereageerd.
3.4
Voor toewijzing van een verzoek tot tussenkomst moet blijken van een belang van de verzoeker om benadeling of verlies van een hem toekomend recht te voorkomen. Als hypotheekgever heeft Obvion een zelfstandig, aan het belang van Makjev parallel lopend, belang bij opheffing van het door Folly gelegde conservatoir beslag op het onderpand. De incidentele vordering tot tussenkomst zal dan ook worden toegewezen. Dat Obvion met haar vordering in wezen ook de vordering van [appellante] ondersteunt, staat daaraan niet in de weg.
3.5
Obvion heeft tevens gevorderd dat Folly zekerheid zal stellen voor de proceskosten. Daarvoor bestaat evenwel geen grond aangezien Folly in de verhouding tot Obvion gedaagde partij is en de eiser ingevolge artikel 224 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geen zekerheid kan verlangen van de buitenlands wonende gedaagde. Die vordering zal daarom worden afgewezen.
3.6
Aangezien Obvion haar vordering als tussenkomende partij reeds bij haar incidentele conclusie tot tussenkomst ex artikel 217 Rv heeft geformuleerd en Folly daarop bij memorie van antwoord in het incident ook reeds inhoudelijk heeft gereageerd, behoeft de zaak daarvoor niet meer naar de rol te worden verwezen.
3.7
In de hoofdzaak is het verzoek om pleidooi zijdens [appellante] ingewilligd en is inmiddels ook een datum voor pleidooi bepaald. Ook Obvion zal tijdens dat pleidooi in de gelegenheid worden gesteld om haar standpunt als tussenkomende partij te bepleiten. Waar [appellante] nog niet heeft gereageerd op de vordering van Obvion als tussenkomende partij, mag zij desgewenst uiterlijk twee weken - op de rol van 6 juni 2017 - voorafgaande aan het pleidooi schriftelijk (bij memorie van antwoord in de tussenkomst) op de vordering van Obvion reageren.
3.8
De slotsom is dat de vordering tot tussenkomst wordt toegewezen en dat de vordering tot zekerheidstelling voor de proceskosten wordt afgewezen. Het hof houdt de beslissing over de kosten in het incident aan tot het eindarrest in de hoofdzaak. Het hof zal de hoofdzaak naar de zitting van 21 juni 2017 verwijzen voor pleidooi. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
in het incident:
wijst de vordering tot tussenkomst van Obvion toe;
wijst de vordering tot zekerheidstelling voor de proceskosten af;
houdt de beslissing omtrent de proceskosten aan tot hierover bij eindarrest zal worden beslist;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de zitting van 21 juni 2017 om 13:30 uur voor pleidooi;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J.P. Lock, J.H. Lieber en S.C.P. Giesen en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2017.