ECLI:NL:GHARL:2017:4451

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
30 mei 2017
Zaaknummer
200.179.474
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toepasselijkheid van arbeidsrechtelijke bepalingen op buitenlandse werknemers in de bouwsector

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtspositie van buitenlandse werknemers die door Mecra Limited ter beschikking zijn gesteld voor de ondertunneling van de A2 te Maastricht. De zaak betreft de vraag of de werknemers, afkomstig uit Polen en Portugal, bescherming genieten onder de bepalingen van het Nederlands arbeidsrecht. Het hof oordeelt dat om deze vraag te kunnen beantwoorden, de individuele arbeidsovereenkomsten van de betrokken werknemers in het geding moeten worden gebracht. Mecra heeft deze werknemers ter beschikking gesteld aan Avenue2 Infra V.O.F. voor werkzaamheden aan het A2-project. De rechtbank had eerder in eerste aanleg de vorderingen van Mecra afgewezen, waarbij het hof nu de mogelijkheid biedt om de relevante arbeidsovereenkomsten en bijkomende gegevens in te dienen. Het hof benadrukt dat de beoordeling van de toepasselijkheid van het recht afhankelijk is van de omstandigheden waaronder de arbeidsovereenkomsten zijn gesloten en uitgevoerd. De zaak wordt verwezen naar de rol voor verdere behandeling, waarbij Mecra de gelegenheid krijgt om de benodigde documenten aan te leveren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.179.474
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 390352)
arrest van 30 mei 2017
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
Mecra Limited, voorheen handelend onder de naam
Rimec Limited,
gevestigd te Northampton, Verenigd Koninkrijk,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
hierna: Mecra,
advocaat: mr. D.G. Veldhuizen,
tegen:
1.
de stichting
Stichting Technisch Bureau voor de Bouwnijverheid,
gevestigd te Harderwijk ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
hierna: TBB,
advocaat: mr. M. Holtzer,
2. de stichting
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid,
gevestigd te Amsterdam ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
Bpf Bouw,
advocaat: mr. B. Degelink,

3 [geïntimeerde 1] , wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
hierna: [geïntimeerde 1] ,
advocaat: mr. M. Holtzer,
4. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Federatie Nederlandse Vakbeweging, rechtsopvolger van
FNV Bouw,
gevestigd te Woerden,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
hierna: FNV,
advocaat: mr. S.N. Ketting,

5 [geïntimeerde 2] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [woonplaats] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
hierna: [geïntimeerde 2] ,
niet verschenen,

6 [geïntimeerde 3] ,

wonende te Amsterdam,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
hierna: [geïntimeerde 3] ,
niet verschenen,
7. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Bouwend Nederland, de Vereniging van bedrijven in de sectoren Bouw enInfrastructuur,
gevestigd te Zoetermeer,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
hierna: Bouwend Nederland,
advocaten: mr. E.J. Henrichs.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
21 januari 2015, 18 maart 2015 en 22 juli 2015 die de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, afdeling civiel recht, locatie Utrecht) heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 16 oktober 2015,
- de memorie van grieven van 26 januari 2016 van Mecra;
- de memorie van antwoord tevens houdende memorie van grieven in het incidenteel hoger
beroep van 14 juni 2016 van TBB en [geïntimeerde 1] ,
- de memorie van antwoord van 14 juni 2016 van Bouwend Nederland,
- de memorie van antwoord van 14 juni 2016 van Bpf Bouw,
- de memorie van antwoord van 14 juni 2016 van FNV en
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep van 6 september 2016 van Mecra;
- de akte van 26 oktober 2016 van Mecra met producties;
- de akte overlegging productie van 9 november 2016 en
- de pleidooien van 6 januari 2017 overeenkomstig de pleitnotities.
2.2
Na afloop van de pleidooien heeft het hof arrest bepaald.
2.3
Mecra vordert in het principaal hoger beroep dat het hof bij (bedoeld zal zijn) arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van 22 juli 2015 zal vernietigen, voor zover de vorderingen van TBB, Bpf Bouw, [geïntimeerde 1] , FNV, [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] , Bouwend Nederland daarbij zijn toegewezen en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:1. TBB, Bpf Bouw, [geïntimeerde 1] , FNV, [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] , Bouwend Nederland alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren in hun reconventionele vorderingen, althans die af te wijzen;
2. TBB, Bpf Bouw, [geïntimeerde 1] , FNV, [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] , Bouwend Nederland alsnog zal veroordelen tot al hetgeen in eerste aanleg door Mecra is gevorderd;
subsidiair:3. TBB, Bpf Bouw, [geïntimeerde 1] , FNV, [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] , Bouwend Nederland zal veroordelen tot vergoeding van de door Mecra als gevolg van een tekortkoming dan wel onrechtmatige daad geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na de datum van arrestwijzing tot aan de dag der algehele voldoening;
en zowel primair als subsidiair:4. TBB, Bpf Bouw, [geïntimeerde 1] , FNV, [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] , Bouwend Nederland zal veroordelen in de kosten van beide instanties met inbegrip van de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na arrestwijzing tot aan de dag van betaling, alsmede tot teruggave van al hetgeen aan hen is verstrekt op grond van het eindvonnis.
2.4
TBB vordert in het incidenteel hoger beroep dat het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis van 22 juli 2015 zal vernietigen ten aanzien van:
i) de afwijzing van de vorderingen van TBB;
ii) het oordeel dat Mecra de CAO Bouwnijverheid en de CAO BTER niet dient na te leven ten aanzien van de werknemers die met Avenue2 een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten;
iii) het oordeel omtrent de forfaitaire schadevergoeding en
iv) het oordeel omtrent de proceskosten in reconventie,
en opnieuw rechtdoende alle vorderingen van TBB alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Mecra in de kosten van TBB in eerste aanleg (zowel in conventie als in reconventie) en in de kosten van het hoger beroep, alsmede in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 dagen na datum vonnis respectievelijk arrest tot de dag der algehele voldoening en voor het overige het bestreden vonnis van 22 juli 2015 zal bekrachtigen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de
rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.17 van het bestreden vonnis van 22 juli 2015. Het hof heeft deze feiten omwille van de leesbaarheid van dit arrest hieronder weergegeven.
3.2 Mecra, voorheen Rimec Ltd genaamd, een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vennootschap, Rimec Works-Empresa de Trabalho Sociedade Unipessoal Lda (hierna te noemen: Rimec Works) en Rimec-Empresa de Trabalho Temporário Sociedade Unipessoal Lda (hierna te noemen: Rimec Empresa), beide gevestigd te Portugal, zijn internationale uitzendbureaus. Zij behoren tot het concern ARG Works Limited. Het in het Nederlandse handelsregister vermelde doel van Rimec, Rimec Works en Rimec Empresa is “
(de b)emiddeling op het gebied van personeel uit het buitenland in Nederland” en “
het ter beschikking stellen van arbeidskrachten.” Ook wat betreft de periode dat Mecra nog Rimec was genaamd, zal zij hierna Mecra worden genoemd.
3.3
TBB is een stichting die is opgericht door werknemers- en werkgeversorganisaties in de bouwsector, partijen bij de CAO Bouwnijverheid, waaronder FNV en Bouwend Nederland. CAO-partijen zijn vertegenwoordigd in het bestuur van de stichting. TBB is - onder meer - opgericht om toe te zien op een correcte naleving van de CAO Bouwnijverheid. Van de CAO Bedrijfseigen Regelingen voor de Bouwnijverheid (hierna: CAO BTER) maken onder meer deel uit een Reglement Werkingssfeer en een Reglement Naleving, waarin TBB bevoegd is verklaard namens CAO-partijen onderzoek te doen naar de werkingssfeer en de naleving van de CAO Bouwnijverheid en waarin aan de betrokken ondernemer de verplichting is opgelegd om aan een onderzoek mee te werken. [geïntimeerde 1] is als secretaris Naleving & Werkingssfeer in dienst van TBB.
3.4
Mecra heeft op 24 mei 2012 een dienstverleningsovereenkomst gesloten met de vennootschap onder firma Avenue2 Infra V.O.F. (hierna te noemen: Avenue2). Avenue2 heeft als vennoten Ballast Nedam Infra B.V. en Strukton Civiel Projecten B.V. (hierna: Ballast Nedam en Strukton). Zij heeft in Maastricht gewerkt aan de bouw van de Koning Willem-Alexandertunnel in de snelweg A2 (hierna: het A2-project). Bij deze dienstverleningsovereenkomst heeft Mecra zich jegens Avenue2 verplicht om arbeidskrachten, zoals gespecialiseerde timmerlieden, tunnelbouwers, voormannen en hulppersoneel, voor het A2-project ter beschikking te stellen aan Avenue2 om onder de leiding en toezicht van Avenue2 bouwwerkzaamheden te verrichten. Behalve de door Mecra ter beschikking gestelde arbeidskrachten maakt Avenue2 voor de werkzaamheden in het A2-project ook gebruik van werknemers die in dienst zijn van haar beide vennoten.
3.5
Voor zover in dit geding van belang, heeft Mecra Poolse en Engelse werknemers, en hebben Rimec Works en Rimec Empresa Portugese werknemers in dienst, die door Mecra aan Avenue2 ter beschikking zijn gesteld om bouwwerkzaamheden te verrichten in het kader van het A2-project. In december 2013 ging het om 70 werknemers met de Poolse nationaliteit en om 42 werknemers met de Portugese nationaliteit. De Portugese werknemers van Rimec Works en Rimec Empresa, die Mecra in de loop der tijd aan Avenue2 ter beschikking heeft gesteld, hebben (met Rimec Works of Rimec Empresa) een ‘
overeenkomst voor tijdelijk werk’ gesloten voor “
(h)et uitvoeren van (…)werkzaamheden voor de wegen en de tunnel van de A2.” De arbeidsovereenkomsten eindigen “
zodra de reden ervoor ophoudt te bestaan, onder verwijzing naar bovengenoemde reden voor de overeenkomst of als de overeenkomst conform de wet wordt opgezegd.” Op deze arbeidsovereenkomsten zijn de betreffende bepalingen van Portugees recht van toepassing verklaard. In de door Mecra met de Poolse werknemers gesloten arbeidsovereenkomsten is bepaald: “
By agreeing to the below terms it is accepted that you will be seconded to work with Rimec in (…) Holland’ en: ‘This statement shall be governed by and construed in accordance with English law.
3.6
In de dienstverleningsovereenkomst van 24 mei 2012 zijn Mecra en Avenue2 omtrent het verblijf van de door Mecra op het A2-project in te zetten arbeidskrachten het volgende overeengekomen: “
If the principal(opmerking van het hof: Avenue2)
makes accommodation available to the contracted party(opmerking van het hof: Mecra)
and the contracted party accepts to use the accommodation that is offered, the following charges will be invoiced by the Principal to the contracted party”, waarna de ‘
Accommodation Charges’ volgen van € 2,75 respectievelijk € 2,30 “
Per employee per hour worked per week” in geval de accommodatie wèl respectievelijk niet op loopafstand van de werkplek is gelegen. Om de door Mecra ter beschikking te stellen arbeidskrachten te kunnen huisvesten, heeft Avenue2 in de nabijheid van het A2-project woningen gehuurd, die op de nominatie stonden om te worden gesloopt en waarin per woning maximaal vier personen konden worden ondergebracht. De huurprijs bedroeg € 350,- per maand. De (meeste) Portugese werknemers van Rimec Works en Rimec Empresa, die door Mecra aan Avenue2 ter beschikking zijn gesteld voor het A2-project, hebben een overeenkomst van dienstverlening gesloten met Atop Logistics Limited (hierna: Atop) en zijn op grond daarvan aan Atop maandelijks
€ 968,75 verschuldigd voor huisvesting, woon-werkverkeer, administratieve ondersteuning en een vliegticket van en naar Portugal bij aanvang en einde van de arbeidsovereenkomst. Dit bedrag wordt maandelijks ingehouden op het loon en rechtstreeks aan Atop voldaan.
3.7
Vanaf begin oktober 2013 zijn in de media, onder andere Dagblad De Limburger, berichten verschenen over vermeende ‘
uitbuiting’ van de door Mecra (toen nog Rimec geheten) ten behoeve van het A2-project ter beschikking gestelde Portugese werknemers.
Een artikel in Dagblad De Limburger van 5 oktober 2013 vermeldt onder meer:

Bouwers A2-tunnel uitgebuit. Tientallen Portugese en Poolse werknemers bij de A2-tunnel in Maastricht worden uitgebuit (…)”.
Een ander artikel in dezelfde krant luidt onder meer:

Slaven van de A2 (…) Hun echte naam en gezicht willen ze niet in de krant want dan volgt onmiddellijk ontslag. Deze mannen zijn de slaven van de A2. (…) “Deze bedrijven zijn de smeerlappen van Europa. En daar mag je op quoten”. De Groningse vakbondsbestuurder [vakbondbestuurder] heeft het Ierse bedrijf Atlanco Rimec meegemaakt bij de bouw van de Nuon-centrale in de Eemshaven. En zij heeft van dichtbij gezien hoe Rimec zijn werknemers benadeelt. “Toen dat aan het licht kwam, weigerde Atlanco dat recht te zetten. De hoofduitvoerder heeft de mensen daarna betaald en Atlanco van het terrein geschopt”. (…)
Vaak heeft Atlanco niet het minimumloon betaald, soms worden ingehouden belastingen en sociale lasten niet afgedragen en meer dan eens rekent Atlanco woekerkosten door aan haar werknemers. (…) Er zijn meer van dit soort bedrijven actief, maar Atlanco is een van de grootste. Het zijn de smeerlappen van Europa. Volgens [vakbondbestuurder] collega [vakbondbestuurder 1] balanceert de handelwijze van Atlanco Rimec op de grens met mensenhandel’.
Hierna zijn ook in andere media, waaronder de website van FNV Bouw, de website van Limburg 1, Trouw en Algemeen Dagblad, berichten van min of meer dezelfde strekking verschenen.
3.8 Deze berichten zijn voor de Stuurgroep A2 Maastricht aanleiding geweest tot het instellen van de Expertcommissie A2 Maastricht. Deze Expertcommissie kreeg de opdracht tot ‘
het maken van een analyse naar aanleiding van vermeende misstanden met buitenlandse werknemers in de lijn tussen Avenue2 en Rimec.’ In haar openbaar gemaakte rapport van
22 november 2013 heeft de Expertcommissie onder meer geconcludeerd dat “(
d)e inhouding voor de kosten van huisvesting en vervoer op het salaris van de werknemers (-) in ieder geval vanuit maatschappelijk oogpunt te hoog is’ (bevinding 8) en dat ‘(h)oewel de inhouding te hoog is, (-) de commissie van concrete aanwijzingen die wijzen op arbeidsuitbuiting en mensenhandel niet is gebleken” (bevinding 9).
3.9
Eind oktober 2013 heeft TBB een onderzoek geëntameerd naar de correcte naleving door onder meer Mecra van (de algemeen verbindend verklaarde bepalingen van) de CAO Bouwnijverheid. In dat kader heeft TBB onder meer jegens Mecra aanspraak gemaakt op een (forfaitaire) schadevergoeding. Nadien heeft TBB ook een werkingssfeeronderzoek doen instellen. Mecra heeft de toepasselijkheid van de CAO Bouwnijverheid en - daarmee - de onderzoeksbevoegdheid van TBB steeds betwist, omdat zij geen bouw- maar een uitzendonderneming is en zij voor minder dan 50% van haar loonsom arbeidskrachten ter beschikking zou stellen aan Nederlandse bouwondernemingen.
3.1
Bepalingen van de CAO Bouwnijverheid, aangegaan voor de jaren 2011 en volgende, zijn achtereenvolgend algemeen verbindend verklaard van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011, van 19 december 2012 tot en met 31 december 2012, van 25 mei 2013 tot en met 31 december 2013 en (niettegenstaande de door Mecra ingebrachte bedenkingen, onder meer gebaseerd op vermeende strijd met het recht van de EU) van
21 juni 2014 tot en met 31 december 2014. De laatste CAO Bouwnijverheid liep af op
31 december 2014. Er is thans nog geen nieuwe CAO Bouwnijverheid afgesloten. Bepalingen van de CAO BTER zijn algemeen verbindend verklaard van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2015.
3.11
Artikel 55 lid 1 van de CAO Bouwnijverheid 2014 luidt: “
Indien het werk zo ver van de woning van de werknemer gelegen is dat dagelijks huiswaarts keren van de werknemer onredelijk zou zijn, zal zijn voeding, behoorlijke huisvesting en een vergoeding voor de verdere noodzakelijke verblijfkosten tijdens de daardoor ontstane afwezigheid van huis, voor rekening komen van de werkgever, tenzij de werkgever een naar behoorlijke maatstaven uitgeruste verblijfsgelegenheid ter beschikking stelt en ter tegemoetkoming in de kosten voor voeding een toelage van € 6,65 per dag verstrekt. Het recht op vergoeding voor de verdere noodzakelijke verblijfkosten komt te vervallen als de zaken waarop deze kosten betrekking hebben in natura worden verstrekt. De werknemer behoudt recht op vrije voeding en logies, indien hij door ziekte of ongeval arbeidsongeschikt wordt, voor zolang hij verblijf houdt in de plaats waar hij te werk is gesteld.” Artikel 50 van de CAO Bouwnijverheid 2014 geeft de werknemer die dagelijks in totaal meer dan 15 kilometer moet reizen om van zijn woning naar het werk en weer terug te komen recht op vergoeding van reiskosten.
3.12
Mecra was en is geen lid van een van de partijen bij de ABU-CAO. Bepalingen van deze CAO, aangegaan voor de jaren 2011 en volgende, zijn achtereenvolgend algemeen verbindend verklaard van 14 juli 2011 tot en met 31 maart 2012 en van 17 september 2013 tot en met 16 september 2015.
3.13
Bij kort geding vonnis van 11 december 2013 (zaaknummer C/16/357740 / KG ZA 13-925) heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op vordering van Mecra, Rimec Works en Rimec Empresa, het door TBB onder Avenue2 gelegde conservatoire beslag opgeheven en TBB niet-ontvankelijk verklaard in haar reconventionele vordering tot veroordeling van Mecra, Rimec Works en Rimec Empresa om medewerking te verlenen aan haar werkingssfeer- en nalevingsonderzoek.
3.14
Op 24 februari 2014 heeft Avenue2 bekend gemaakt dat zij “
(v)anuit het gemeenschappelijk belang van de opdrachtgever, opdrachtnemer en onderaannemers’ heeft besloten dat ‘(d)e in rekening gebrachte huisvestingskosten zullen worden terugbetaald.” Avenue2 heeft vervolgens aan de Portugese werknemers van Rimec Works en Rimec Empresa totaal € 424.139,35 betaald. In de brief van 10 maart 2014 die Avenue2 hierover aan deze werknemers heeft gestuurd, heet het: “
(…) Avenue2 Infra has decided it will honour the commitment it made to the Expert Committee and will therefore reimburse the cost for housing as a goodwill gesture. To determine the amount of the payments to the Portuguese workers, Avenue2 Infra has based its calculations on the periode from May, 2012, until December 31, 2013.” Daartegenover hebben deze werknemers, individueel en in hun eigen taal, in of omstreeks maart 2014 jegens Avenue2, Rimec Works en Rimec Empresa afstand gedaan van “
all other claims and fees relating to the possible applicability of a collective agreement, which for avoidance of any doubt includes full indemnification for housing and daily cost allowance as set out if they were ever deemed applicable to me.” De Poolse werknemers van Mecra zijn door Avenue2 niet gecompenseerd.
3.15
Bpf Bouw is een bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Pensioenwet en de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (Wet Bpf 2000). Bpf Bouw voert de pensioenregeling uit voor alle werkgevers en werknemers in de bedrijfstak bouwnijverheid. APG is de uitvoeringsorganisatie van Bpf Bouw. APG heeft in opdracht van Bpf Bouw onderzoek gedaan naar de bedrijfsactiviteiten van Mecra. Nadat Mecra bezwaar had gemaakt tegen de conclusies van dat onderzoek heeft Bpf Bouw Mecra met een brief van 12 december 2014 gevraagd om zich per 24 mei 2012 aan te melden bij het fonds en een opgave van loon en premies te doen. Mecra heeft aan dat verzoek geen gevolg gegeven. Bpf Bouw heeft vervolgens op basis van schattingen premienota’s vastgesteld. Deze premienota’s zijn op
31 maart 2015 aan Mecra verzonden. De betaaltermijn was veertien dagen. De premienota’s voor werknemers die door Mecra ter beschikking zijn gesteld aan Avenue2 en die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst zijn geweest van Mecra bedragen in totaal
€ 384.863,82. De premienota’s voor de werknemers die door Mecra ter beschikking zijn gesteld aan Avenue2 en die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst zijn geweest van Rimec Works of Rimec Empresa bedragen in totaal € 2.637.997,56 (respectievelijk
€ 838.960,83 voor 124 personen en € 1.799.036,73 voor 192 personen).

4.4. Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
Mecra heeft in eerste aanleg gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, rechtens uitvoerbaar bij voorraad:
i) voor recht zal verklaren dat de CAO Bouwnijverheid en de CAO BTER niet op Mecra
of haar werknemers van toepassing zijn;
ii) voor recht zal verklaren dat artikel 55 van de CAO Bouwnijverheid niet op Mecra of
haar werknemers van toepassing is;
iii) voor recht zal verklaren dat Mecra niet onder de werkingssfeer van het verplicht
gestelde bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid valt;
iv) voor recht zal verklaren dat TBB geen (onderzoeks- en nalevings)bevoegdheid jegens
Mecra heeft;
v) TBB, FNV en Bouwend Nederland zal veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het vonnis op de homepage van hun websites een rectificatie te plaatsen en gedurende
een maand geplaatst te houden onder de titel “
RECTIFICATIE”, zonder enige
commentaar, weerwoord en/of foto’s en andere toevoegingen, met de navolgende tekst:

In de maand oktober 2013 en de daarop volgende maanden hebben wij, onder anderein de media, maar ook jegens marktpartijen in de bouwsector, uitlatingen gedaan overRimec, waarin zij in verband wordt gebracht met uitbuiting van werknemers op hetproject ter realisering van de Willem-Alexandertunnel te Maastricht, en op andereprojecten ten behoeve waarvan zij werknemers te werk heeft gesteld. DeExpertcommissie A2 Maastricht heeft onderzoek verricht naar de grondslag voor de beschuldigingen die wij hebben gedaan, en heeft in haar rapport van 22 november 2013geconcludeerd dat van concrete aanwijzingen voor arbeidsuitbuiting en mensenhandelniet is gebleken. Onze uitlatingen ontberen dan ook feitelijke grondslag en dienen teworden gerectificeerd”, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
vi) voor recht zal verklaren dat FNV, TBB, [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en
Bouwend Nederland, ieder voor zich alsmede in gezamenlijkheid, uitvoering hebben
gegeven aan een mededingingsbeperkende afspraak in de zin van artikel 6
Mededingingswet, inhoudende de oproep tot c.q. het bewerkstelligen van een
collectieve boycot;
vii) voor recht zal verklaren dat Bouwend Nederland misbruik heeft gemaakt van
haar economische machtspositie in de zin van artikel 24 Mededingingswet door haar
collectieve economische machtspositie op de bouwmarkt zodanig te misbruiken dat de
facto Mecra, als aanbieder en leverancier op die markt, het werken onmogelijk is
gemaakt;
viii) voor recht zal verklaren dat FNV, TBB, [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en
Bouwend Nederland, ieder voor zich alsmede gezamenlijk, onrechtmatig hebben
gehandeld door het opwekken tot boycot c.q. het bewerkstelligen van een collectieve
boycot;
ix) voor recht zal verklaren dat FNV, TBB, [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] zich
onrechtmatig over Mecra hebben uitgelaten;
x) voor recht zal verklaren dat FNV, TBB, [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en
Bouwend Nederland hoofdelijk, althans ieder voor zich jegens Mecra aansprakelijk zijn
voor de schade die zij hebben toegebracht, op te maken bij staat,
een en ander met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
4.2 TBB heeft in reconventie gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:
i. Mecra zal veroordelen om van de CAO Bouw primair alle bepalingen, subsidiair de
bepalingen als genoemd in bijlage 3 bij die cao na te leven jegens de werknemers die
Mecra ter beschikking heeft gesteld aan Avenue2, en wel primair vanaf 1 januari 2012,
subsidiair in de perioden dat de CAO Bouwnijverheid algemeen verbindend is
verklaard en meer subsidiair in de perioden dat de ABU-CAO algemeen verbindend is
verklaard;
ii. voor recht zal verklaren dat TBB bevoegd is naleving door Mecra van de bepalingen
van de CAO Bouwnijverheid te controleren en dat Mecra gehouden is om aan die
controle medewerking te verlenen;
iii. Mecra zal veroordelen om, binnen twee weken na betekening van het vonnis, over de
periode dat zij de bepalingen van de CAO Bouwnijverheid moet toepassen aan TBB te
verstrekken de loonstroken, arbeidsovereenkomsten, uitbetalingslijsten, jaaropgaven,
verzamelloonstaten, maandelijkse journaalposten en overzichten van uitbetaalde
overuren betreffende de (voormalige) werknemers die Mecra aan Avenue2 ter
beschikking heeft gesteld, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 25.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Mecra deze verplichting niet (volledig)
nakomt, met een maximum van € 1.000.000,-;
iv. Mecra zal veroordelen om, binnen twee weken na betekening van het vonnis,
over de periode dat zij de bepalingen van de CAO Bouwnijverheid moet toepassen aan
TBB een schriftelijk overzicht te verstrekken van alle (voormalige) werknemers die
Mecra aan Avenue2 ter beschikking heeft gesteld, en wel uitgesplitst per week voor
iedere week in de periode van 1 januari 2012 tot en met de maand waarin het eindvonnis
wordt gewezen, en met per werknemer vermeld de volledige naam, geboortedatum,
adres, gewerkte uren, bruto uurloon, vakantietoeslag, overwerktoeslag, aantal
opgenomen vakantiedagen en roostervrije dagen, en overige toeslagen en inhoudingen,
zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,- per dag of gedeelte
van een dag dat Mecra deze verplichting niet (volledig) nakomt, met een maximum van
€ 1.000.000,-;
v. Mecra zal veroordelen om, binnen vier weken na betekening van het vonnis, aan TBB te
verstrekken een goedkeurende verklaring van een registeraccountant, verbonden aan een
Nederlandse vestiging van Deloitte, PWC of EY, uit welke verklaring blijkt dat het
onder iv. bedoelde overzicht en de daarin genoemde gegevens volledig en correct zijn,
zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,- per dag of gedeelte van
een dag dat Mecra deze verplichting niet (volledig) nakomt, met een maximum van
€ 1.000.000,-;
vi. Mecra zal veroordelen om, nadat het vonnis is gewezen, elke laatste dag van de maand
aan TBB te verstrekken alle loonstroken over die maand van de werknemers die die
maand ter beschikking zijn gesteld aan Avenue2, alsmede alle arbeidsovereenkomsten
van de werknemers die die maand ter beschikking zijn gesteld aan Avenue2, tenzij de
arbeidsovereenkomsten van de betreffende werknemers identiek zijn aan de arbeids-
overeenkomsten die Mecra voor die werknemers al eerder aan TBB heeft verstrekt,
zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,- per dag of gedeelte van
een dag dat Mecra deze verplichting niet (volledig) nakomt, met een maximum van
€ 1.000.000,-;
vii. Mecra zal veroordelen om, binnen vier weken na betekening van het vonnis,
zodanige nabetalingen te doen aan de (voormalige) werknemers die zij ter beschikking
heeft gesteld aan Avenue2, dat deze werknemers hebben ontvangen waarop zij
ingevolge het onder 1 gevorderde recht hebben, zulks op straffe van verbeurte van een
dwangsom van € 25.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Mecra deze verplichting
niet (volledig) nakomt, met een maximum van € 1.000.000,-;
viii. Mecra zal veroordelen om, binnen vier weken na betekening van het vonnis, aan TBB
schriftelijke stukken te verstrekken waaruit blijkt dat zij de onder vii. gevorderde
veroordeling volledig en juist is nagekomen, zulks op straffe van verbeurte van een
dwangsom van € 25.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Mecra deze verplichting
niet (volledig) nakomt, met een maximum van € 1.000.000,-;
ix. Mecra zal veroordelen om aan TBB de geleden schade te vergoeden, te verminderen
met hetgeen Mecra mogelijk al heeft betaald als voorschot op de (forfaitaire)
schadevergoeding;
een en ander met veroordeling van Mecra in de proceskosten.
4.3 Bpf heeft in reconventie gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:
i. voor recht zal verklaren dat Mecra vanaf 24 mei 2012 gebonden is aan de
statuten, reglementen en besluiten van het bestuur van het Bpf Bouw en verplicht is om
overeenkomstig die statuten en reglementen premie te betalen aan het Bpf Bouw;
ii. Mecra zal veroordelen om, binnen vier weken na betekening van het vonnis, aan
Bpf Bouw elektronisch, via de website http://administratienet.nl en op de wijze zoals
omschreven in het Handboek Opgave Loon en Premie en de Technische Beschrijving
voor het loon- en salarispakket, de gegevens te verstrekken van de werknemers die
vanaf 24 mei 2012 bij haar werkzaam zijn (geweest), zulks op straffe van verbeurte van
een dwangsom van € 10.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Mecra hiermee
geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft, met een maximum van € 1.000.000,-;
iii. Mecra zal veroordelen om, binnen vier weken na betekening van het vonnis, aan
Bpf Bouw te verstrekken een goedkeurende verklaring van een registeraccountant,
verbonden aan een Nederlandse vestiging van Deloitte, PWC of EY, uit welke
verklaring blijkt dat de ingevolge de vordering onder ii. aan te leveren gegevens
volledig en juist zijn en waarin de registeraccountant een goedkeurend oordeel
uitspreekt over de juistheid en volledigheid van de in deze verklaring genoemde
gegevens, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per dag of
gedeelte van een dag dat Mecra hiermee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft, met een
maximum van € 1.000.000,-;
iv. Mecra zal veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis
aan Bpf Bouw te voldoen € 3.022.861,38 althans € 384.863,82 aan premies, te
vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 14 april 2015 tot de algehele
voldoening;
een en ander met veroordeling van Mecra in de proceskosten.
4.4
Bij vonnis van 18 maart 2015 heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, uitvoerbaar bij voorraad, Mecra veroordeeld:
i. om met ingang van 18 maart 2015 voor de duur van het geding aan de door haar voor
het A2-project ter beschikking gestelde of ter beschikking te stellen arbeidskrachten
de in Bijlage 3 bij de CAO Bouwnijverheid genoemde bepalingen toe te passen,
alsmede om uiterlijk de derde dag van elke maand, te beginnen in de maand april 2015,
aan TBB te verstrekken de op de voorafgegane maand betrekking hebbende gegevens
van de aan Avenue2 of haar vennoten ter beschikking gestelde arbeidskrachten,
daaronder hun loonstroken en de arbeidsovereenkomst van die maand niet ter
beschikking gestelde werknemers, een en ander op straffe van een dwangsom van
€ 10.000,- per dag dat Mecra in gebreke is, tot een maximum van € 100.000,-;
ii. om binnen vier weken na 18 maart 2015 aan TBB de gegevens te verstrekken van de
aan Avenue2 of haar vennoten ter beschikking gestelde arbeidskrachten, daaronder hun
arbeidsovereenkomsten, loonstroken en jaaropgaven, de uitbetalingslijsten,
verzamelloonstaten, de maandelijkse journaalposten en ene overzicht van de aan deze
arbeidskrachten uitbetaalde overuren, betrekking hebbend op de periode van 1 januari
2012 tot 18 maart 2015, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 10.000,- per dag dat Mecra in gebreke is, tot een maximum van in totaal € 100.000,-;
iii. om binnen tien dagen na 18 maart 2015 ter verzekering van de voldoening van hetgeen
zij ten behoeve van de door haar voor het A2-project ter beschikking gestelde
arbeidskrachten op grond van de CAO Bouwnijverheid nog verschuldigd zal blijken te
zijn, € 500.000,- over te maken op een geblokkeerde rekening van een notaris te
Utrecht, dit betreft op die rekening beschikbaar te houden ter betaling daarvan aan
degene(n) die op die uitbetaling ingevolge het in het eindvonnis in het hoofdgeding door
Mecra verschuldigde recht zal (zullen) blijken te hebben.
Ter comparitie van 4 juni 2015 is namens Mecra verklaard dat zij van de overmaking van genoemd bedrag op een geblokkeerde rekening heeft afgezien, omdat zij zich vanwege haar bedrijfseconomische situatie voor de keuze gesteld zag om ófwel de procedure voort te zetten teneinde alsnog in het gelijk te worden gesteld ófwel om faillissement aan te vragen, waarna zij voor het eerste heeft gekozen.
4.5
Tevens heeft de kantonrechter in voornoemd vonnis van 18 maart 2015 in het incident de stichting Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (hierna SNCU) tot tussenkomst toegelaten.
4.6
Bij het bestreden vonnis van 22 juli 2015 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang:
in conventie:ii. de vorderingen van Mecra afgewezen;
iii. Mecra veroordeeld in de proceskosten van TBB, [geïntimeerde 1] , FNV, [geïntimeerde 2] en Van
Veldhuizen;
iv/v. Mecra veroordeeld in de proces- en nakosten van Bouwend Nederland, vermeerderd
met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na datum van het vonnis respectievelijk
de betekening tot de dag van volledige betaling;
vi. Mecra veroordeeld in de proces- nakosten van Bpf Bouw;
in reconventie:ten aanzien van de vorderingen van TBB:vii. Mecra veroordeeld om alle bepalingen van de CAO Bouwnijverheid na te leven jegens
de werknemers van haarzelf en die van Rimec Works en Rimec Empresa, die Mecra
vanaf 1 januari 2012 ter beschikking heeft gesteld aan Avenue2 en bepaald dat deze
veroordeling niet geldt voor de Portugese arbeidskrachten met wie Avenue2, Rimec
Works en Rimec Empresa een vaststellingsovereenkomst (met daarin de ‘waiver’)
hebben gesloten;
viii. voor recht verklaard dat TBB bevoegd is naleving door Mecra van de bepalingen van de
CAO Bouwnijverheid te controleren en dat Mecra gehouden is om aan die controle
medewerking te verlenen;
ix. Mecra veroordeeld om, binnen twee weken na betekening van dit vonnis, aan TBB te
verstrekken de loonstroken, arbeidsovereenkomsten, uitbetalingslijsten, jaaropgaven,
verzamelloonstaten, maandelijkse journaalposten en overzichten van uitbetaalde
overuren betreffende de (voormalige) werknemers die Mecra aan Avenue2 ter
beschikking heeft gesteld, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 5.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Mecra deze verplichting niet (volledig)
nakomt, met een maximum van € 100.000,-;
x. Mecra veroordeeld om, binnen twee weken na betekening van dit vonnis, aan TBB een
schriftelijk overzicht te verstrekken van alle (voormalige) werknemers die Mecra aan
Avenue2 ter beschikking heeft gesteld, en wel uitgesplitst per week voor iedere week in
de periode van 1 januari 2012 tot 1 maart 2015, en met per werknemer vermeld de
volledige naam, geboortedatum, adres, gewerkte uren, bruto uurloon, vakantietoeslag,
overwerktoeslag, aantal opgenomen vakantiedagen en roostervrije dagen, en overige
toeslagen en inhoudingen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 5.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Mecra deze verplichting niet (volledig)
nakomt, met een maximum van € 100.000,-;
xi. Mecra veroordeeld om, binnen vier weken na betekening van dit vonnis, aan TBB te
verstrekken een goedkeurende verklaring van een registeraccountant, verbonden aan een
Nederlandse vestiging van Deloitte, PWC of EY, uit welke verklaring blijkt dat het sub
(viii) bedoelde overzicht en de daarin genoemde gegevens volledig en correct zijn, zulks
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per dag of gedeelte van een
dag dat Mecra deze verplichting niet (volledig) nakomt, met een maximum van
€ 100.000,--;
xii. Mecra veroordeeld om, binnen vier weken na betekening van dit vonnis, zodanige
nabetalingen te doen aan de arbeidskrachten die zij ter beschikking heeft gesteld aan
Avenue2, dat deze arbeidskrachten hebben ontvangen waarop zij ingevolge het hiervoor
onder v. vermelde recht hebben, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 5.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Mecra deze verplichting niet (volledig)
nakomt, met een maximum van € 100.000,-;
xiii. Mecra veroordeeld om, binnen zes weken na betekening van dit vonnis, aan TBB
schriftelijke stukken te verstrekken waaruit blijkt dat zij de veroordeling onder v.
volledig en juist is nagekomen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 5.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Mecra deze verplichting niet (volledig)
nakomt, met een maximum van € 100.000,-;
xiv. de proceskosten tussen TBB en Mecra in dier voege gecompenseerd dat partijen de
eigen kosten dragen;
ten aanzien van de vorderingen van Bpf Bouw:xv. voor recht verklaard dat Mecra vanaf 24 mei 2012 gebonden is aan de statuten,
reglementen en besluiten van het bestuur van Bpf Bouw en verplicht is om
overeenkomstig die statuten en reglementen premie te betalen aan Bpf Bouw;
xvi. Mecra veroordeeld om binnen vier weken na betekening van dit vonnis aan Bpf Bouw
elektronisch, via de website http://administratienet.nl en op de wijze zoals omschreven
in het Handboek Opgave Loon en Premie en de Technische Beschrijving voor het loon-
en salarispakket, de gegevens te verstrekken van de werknemers die vanaf 24 mei 2012
op basis van een arbeidsovereenkomst bij haar werkzaam zijn (geweest) en die ter
beschikking zijn gesteld aan Avenue2, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom
van € 5.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Mecra hiermee geheel of gedeeltelijk
in gebreke blijft, met een maximum van € 100.000,-;
xvii. Mecra veroordeeld om binnen zes weken na betekening van dit vonnis aan Bpf Bouw te
verstrekken een goedkeurende verklaring van een registeraccountant, verbonden aan een
Nederlandse vestiging van Deloitte, PWC of EY, uit welke verklaring blijkt dat de
ingevolge hetgeen hiervoor is vermeld onder sub ix. aangeleverde gegevens volledig en
juist zijn en waarin de registeraccountant een goedkeurend oordeel uitspreekt over de
juistheid en volledigheid van de genoemde gegevens, zulks op straffe van verbeurte van
een dwangsom van € 5.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Mecra hiermee geheel
of gedeeltelijk in gebreke blijft, met een maximum van € 100.000,-;
xviii. Mecra veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan Bpf Bouw
te voldoen een bedrag van € 3.022.861,38, met de wettelijke handelsrente over
€ 384.863,82 en de wettelijke rente over de rest van eerstgenoemd bedrag vanaf 14 april
2015 tot de voldoening;
xix. Mecra veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Bpf Bouw;
xx. Mecra veroordeeld in de nakosten.
Ten aanzien van de vorderingen van de tussenkomende partij SNCU heeft de rechtbank verstaan dat de voorwaarde waaronder deze zijn ingesteld, niet in vervulling is gegaan en de kosten van het geding tussen SNCU en Mecra gecompenseerd.
4.7
SNCU is van voornoemd vonnis van 22 juli 2015 eveneens in hoger beroep gekomen. De door haar geëntameerde procedure is bij dit hof aanhangig onder zaaknummer 200.179.359. Bij arrest in het incident van 25 oktober 2015 heeft hof de vordering van SNCU om in de onderhavige procedure tussen te komen, afgewezen en SNCU veroordeeld in de kosten van het incident.
4.8
Mecra is van het hiervoor onder 4.4 vermelde vonnis in hoger beroep gekomen. Ter zitting van 6 januari 2017 heeft zij dit beroep – dat bij dit hof is geregistreerd onder zaaknummer 200.169.678 – ingetrokken.
4.9
Op of omstreeks 1 maart 2015 heeft Mecra de terbeschikkingstelling van arbeidskrachten aan Avenue2 voor het A2-project beëindigd.

5.5. De beoordeling van de grieven en de vordering

5.1
Mecra heeft 12 grieven (A1, A2 en B tot en met K) tegen de bestreden vonnissen aangevoerd en toegelicht. Ter gelegenheid van de pleidooien in hoger beroep heeft zij de grieven A1, A2 en I ingetrokken, zodat deze geen verdere bespreking behoeven.
Rechtsmacht
5.2
Nu alle oorspronkelijk gedaagde partijen in Nederland zijn gevestigd, respectievelijk wonen, komt aan de Nederlandse rechter op grond van artikel 2 lid 1, respectievelijk artikel 5 lid 3 van de Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in Burgerlijke en handelszaken (EEX-verordening) rechtsmacht toe.
Toepasselijk recht5.3 Vervolgens ligt de vraag voor welk recht op de onderhavige vorderingen toepasselijk is. Zoals ook de rechtbank heeft overwogen houdt een belangrijk deel van de vorderingen in zowel conventie als reconventie verband met de vraag of Mecra jegens de ten behoeve van het A2-project ter beschikking gestelde arbeidskrachten gehouden is de bepalingen van de CAO Bouwnijverheid en de CAO BTER na te leven. Daartoe dient te worden nagegaan welk recht van toepassing is op de met de desbetreffende arbeidskrachten gesloten arbeidsovereenkomsten.
5.4
Het hof is van oordeel dat deze vraag moet worden beantwoord aan de hand van artikel 8 van de Verordening (EG) Nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I). Dit artikel luidt:
1. Een individuele arbeidsovereenkomst wordt beheerst door het recht dat de partijenovereenkomstig artikel 3 hebben gekozen. Deze keuze mag er evenwel niet toe leiden datde werknemer de bescherming verliest welke hij geniet op grond van bepalingen waarvanniet bij overeenkomst kan worden afgeweken op grond van het recht dat overeenkomstigde leden 2, 3 en 4 van dit artikel toepasselijk zou zijn geweest bij gebreke van eenrechtskeuze.
2. Voor zover het op een individuele arbeidsovereenkomst toepasselijke recht niet door departijen is gekozen, wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waar of,bij gebreke daarvan, van waaruit de werknemer ter uitvoering van de overeenkomstgewoonlijk zijn arbeid verricht. Het land waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht wordtniet geacht te zijn gewijzigd wanneer de werknemer zijn arbeid tijdelijk in een ander landverricht.
3. Indien het toepasselijke recht niet overeenkomstig lid 2 kan worden vastgesteld, wordt deovereenkomst beheerst door het recht van het land waar zich de vestiging bevindt die dewerknemer in dienst heeft genomen.
4. Indien uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de overeenkomst een kennelijknauwere band heeft met een ander dan het in lid 2 of lid 3 bedoelde land, is het recht vandat andere land van toepassing.
5.5
Op basis van dit artikel zal eerst moeten worden beoordeeld of in de arbeidsovereenkomst een rechtskeuze is opgenomen. Voor zover een rechtskeuze is gemaakt, mag dit er ingevolge de tweede volzin van artikel 8 lid 1 Rome I niet toe leiden dat de werknemer de bescherming verliest welke hij geniet op grond van bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken op grond van het recht dat bij gebreke van een rechtskeuze overeenkomstig de leden 2 tot en met 4 van artikel 8 toepasselijk zou zijn. In dit kader moet worden beoordeeld vanuit welk land de werknemer ter uitvoering van de overeenkomst gewoonlijk zijn arbeid verricht.
5.6
De considerans van Rome I bevat aanknopingscriteria voor de wijze waarop de in artikel 8 lid 2 Rome I vermelde passage “
het land waar of, bij gebreke daarvan, van waaruit de werknemer ter uitvoering van de overeenkomst gewoonlijk zijn arbeid verricht” moet worden uitgelegd. In de considerans is vermeld:

(…) (23) Wat overeenkomsten met als zwakker beschouwde partijen betreft, moeten deze partijen worden beschermd door collisieregels die gunstiger zijn voor hun belangen dan de algemene regels.(…)(36) Met betrekking tot de individuele arbeidsovereenkomsten dient het verrichten van arbeid in een ander land als tijdelijk aangemerkt te worden wanneer van de werknemer wordt verwacht dat hij na de voltooiing van zijn taak in het buitenland opnieuw arbeid in het land van herkomst verricht. Het sluiten van een nieuwe arbeidsovereenkomst met de oorspronkelijke werkgever of met een werkgever die tot dezelfde groep van bedrijven behoort als de oorspronkelijke werkgever, mag niet beletten dat de werknemer geacht wordt zijn arbeid tijdelijk in een ander land te verrichten.(…)
5.7
Het Hof van Justitie heeft bij arresten van 20 april 2011 en 30 maart 2012 bepaald dat het criterium van het land waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht – zoals dit is opgenomen in artikel 6 lid 2 onder a van het Verdrag van Rome 1980, welk artikel de voorganger is van en (vrijwel) gelijkluidend is aan het huidige artikel 8 lid 2 Rome I – wanneer de arbeid in meer dan één lidstaat wordt verricht ruim moet worden uitgelegd en aldus moet worden opgevat dat het verwijst naar de plaats waar of van waaruit de werknemer daadwerkelijk zijn beroepswerkzaamheden verricht en bij gebreke van een zakencentrum naar de plaats waar hij het grootste gedeelte van zijn werkzaamheden verricht. De rechter moet bij de uitleg rekening houden met het geheel van omstandigheden dat de werkzaamheid van de werknemer kenmerkt (Hof van Justitie 20 april 2011, C-29/10, ECLI:EU:2011:151 (Koelzsch/Groothertogdom Luxemburg) en Hof van Justitie 15 december 2011, C-384/10, ECLI:EU:C:2011:842 (Voogsgeerd/Navimer)).
5.8 Voor het geval het aanhangige geding niet op grond van artikel 6 lid 2 sub a van het Verdrag van Rome 1980, oftewel artikel 8 lid 2 Rome I kan worden beslecht, moet artikel
6 lid 2 sub b van het Verdrag van Rome, welk artikel de voorganger is van en (vrijwel) gelijkluidend is aan het huidige artikel 8 lid 3 Rome I, worden toegepast. In voornoemd arrest van 15 december 2011 heeft het Hof van Justitie dit bepaald. Tevens heeft dat hof in dat arrest aanknopingscriteria geformuleerd voor de wijze waarop artikel 6 lid 2 sub a van het Verdrag van Rome 1980, oftewel artikel 8 lid 3 Rome I moet worden uitgelegd.
5.9
Indien een arbeidsovereenkomst nauwer is verbonden met een ander land dan het land van het recht waarnaar artikel 8 lid 1 tot en met 3 Rome I verwijst, dan moet op grond van het vierde lid van dat artikel het recht van het aangewezen land buiten toepassing worden gelaten en het recht van dat andere land worden toegepast. Onder belangrijke factoren voor die aanknoping dient allereerst rekening te worden gehouden met het land waar de werknemer belastingen en heffingen op inkosten uit arbeid betaalt en het land waar hij is aangesloten bij de sociale zekerheid en de verschillende pensioen-, ziektekostenverzekerings- en invaliditeitsregelingen. Bovendien moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van de zaak, zoals met name de criteria betreffende de vaststelling van het salaris en de andere arbeidsvoorwaarden (Hof van Justitie 12 november 2013, C-64/12, ECLI:EU:C:2013:551 (Schlecker/Boedeker)).
5.1
Uit het voorgaande volgt dat de vaststelling van het op de met de uitgeleende werknemers gesloten arbeidsovereenkomsten toepasselijke recht plaatsvindt op basis van de inhoud van de individuele arbeidsovereenkomsten en dat daarbij rekening moet worden gehouden met het geheel van omstandigheden dat de werkzaamheid van de desbetreffende werknemer kenmerkt. Het hof dient daarom voor de beantwoording van de onder 5.2 vermelde vraag te beschikken over de individuele arbeidsovereenkomsten van de 70 Poolse en 42 Portugese werknemers, waarop het onderhavige geding betrekking heeft. Ook dient het hof te worden ingelicht over de omstandigheden die de werkzaamheid van de individuele werknemers kenmerken en over de het arbeidsverleden van de betreffende werknemers direct voorafgaand en aansluitend aan de door hen verrichte werkzaamheden aan het A2-project. Voor zover sprake is van factoren voor de aanknoping bij een recht waarmee de arbeidsovereenkomst van de werknemers nauwer is verbonden, zoals die hiervoor onder 5.9 zijn vermeld, dient het hof ook van die gegevens op de hoogte te worden gesteld.
Het hof zal Mecra op grond van artikel 22 Rv in de gelegenheid stellen bij akte deze stukken en gegevens in het geding te brengen. Voor het nemen van deze akte geldt op grond van artikel 2.11 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven een termijn van vier weken. Daarna zullen TBB, Bpf Bouw, [geïntimeerde 1] , FNV, [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en Bouwend Nederland daarop bij antwoordakte mogen reageren.
5.11
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.6. De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
stelt Mecra in de gelegenheid om bij akte de individuele arbeidsovereenkomsten van de werknemers waarop het onderhavige geding betrekking heeft, alsmede de hiervoor onder 5.10 vermelde gegevens in het geding te brengen en verwijst de zaak daartoe naar de rol van
27 juni 2017;
bepaalt dat TBB, Bpf Bouw, [geïntimeerde 1] , FNV, [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en Bouwend Nederland daarna bij antwoordakte op deze stukken zullen mogen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.L.R. Wefers Bettink, M.F.J.N. van Osch en W. Duitemeijer is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2017.