Uitspraak
Van der Horst,
Betterwird,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
“Koper koopt het hout dat door hem in augustus bij Van der Horst BV te Nieuw Amsterdam is
Koper verklaart zich ervan bewust te zijn dat het hout is aangetast door water en/of schimmels en
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
Grieven I en IIbetreffen de uitleg die de rechtbank heeft gegeven aan de door Van der Horst gestelde voorwaarde dat de koper (Betterwird) ervoor dient in te staan dat het hout niet terecht komt op de Nederlandse markt. Met
grief IIIbetoogt Van der Horst dat de rechtbank in rechtsoverwegingen 4.2 en 4.6 een feitelijk onjuist beeld schetst van de gang van zaken rond de aanbiedingen in 2014 door Propex en later door Houtex aan Van der Horst van hout dat afkomstig was van de in 2013 afgekeurde partij hout.
Grief IVbetreft het verwijt van de rechtbank in rechtsoverweging 4.6 van het bestreden vonnis dat Van der Horst de rechtbank onjuist heeft voorgelicht, terwijl
grief Vnaast de andere grieven geen zelfstandige betekenis heeft. Deze grieven stellen in essentie de hierna te beantwoorden vragen aan de orde.
6.De slotsom
€ 1.909,-
€ 1.788,-(2 punten x € 894,-)
€ 1.937,-
€ 3.262,-(2 punten x € 1.631,-)
5.286,42