In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 3 mei 2016. De belanghebbende, een ondernemer die een administratiekantoor runt, was in geschil met de inspecteur van de Belastingdienst over navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2009 tot en met 2012. De inspecteur had navorderingsaanslagen opgelegd naar aanleiding van een boekenonderzoek, waarbij de belanghebbende geen aangiften had gedaan voor de jaren 2009 tot en met 2011 en de aangifte voor 2012 niet tijdig had ingediend. De rechtbank had de beroepen van de belanghebbende deels gegrond verklaard, maar de navorderingsaanslagen en boetes bleven in stand.
In hoger beroep heeft het Hof de zaak opnieuw beoordeeld. De belanghebbende betoogde dat de inspecteur ten onrechte geen rekening had gehouden met onbetaalde verkoopfacturen en dat te lage kosten in aanmerking waren genomen. Het Hof oordeelde dat de inspecteur de omzet en kosten op basis van de ontvangen facturen had berekend en dat de belanghebbende onvoldoende onderbouwing had gegeven voor zijn stellingen. Het Hof bevestigde de vergrijpboetes voor de jaren 2009 tot en met 2011 en oordeelde dat de verzuimboete voor 2012 terecht was opgelegd.
Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de aanslagen IB/PVV 2012 en Zvw 2012, en verminderde deze aanslagen naar respectievelijk € 39.035 en € 5.956. De uitspraak van de rechtbank werd voor het overige bevestigd. De belanghebbende kreeg het in hoger beroep betaalde griffierecht vergoed.