ECLI:NL:GHARL:2017:4089

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 mei 2017
Publicatiedatum
17 mei 2017
Zaaknummer
16/00642 t/m 16/00646
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot een administratiekantoor

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 3 mei 2016. De belanghebbende, een ondernemer die een administratiekantoor runt, was in geschil met de inspecteur van de Belastingdienst over navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2009 tot en met 2012. De inspecteur had navorderingsaanslagen opgelegd naar aanleiding van een boekenonderzoek, waarbij de belanghebbende geen aangiften had gedaan voor de jaren 2009 tot en met 2011 en de aangifte voor 2012 niet tijdig had ingediend. De rechtbank had de beroepen van de belanghebbende deels gegrond verklaard, maar de navorderingsaanslagen en boetes bleven in stand.

In hoger beroep heeft het Hof de zaak opnieuw beoordeeld. De belanghebbende betoogde dat de inspecteur ten onrechte geen rekening had gehouden met onbetaalde verkoopfacturen en dat te lage kosten in aanmerking waren genomen. Het Hof oordeelde dat de inspecteur de omzet en kosten op basis van de ontvangen facturen had berekend en dat de belanghebbende onvoldoende onderbouwing had gegeven voor zijn stellingen. Het Hof bevestigde de vergrijpboetes voor de jaren 2009 tot en met 2011 en oordeelde dat de verzuimboete voor 2012 terecht was opgelegd.

Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de aanslagen IB/PVV 2012 en Zvw 2012, en verminderde deze aanslagen naar respectievelijk € 39.035 en € 5.956. De uitspraak van de rechtbank werd voor het overige bevestigd. De belanghebbende kreeg het in hoger beroep betaalde griffierecht vergoed.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 16/00642 tot en met 16/00646
uitspraakdatum:
16 mei 2017
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 3 mei 2016, nummers AWB 15/2155, 15/2156, 15/2158, 15/2163 en 15/2164, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is over het jaar 2009 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.293. Tevens is een bedrag van € 739 aan heffingsrente in rekening gebracht. Verder is een vergrijpboete van € 2.949 opgelegd.
1.2.
Aan belanghebbende is over het jaar 2010 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.302. Tevens is een bedrag van
€ 606 aan heffingsrente in rekening gebracht. Verder is een vergrijpboete van € 3.474 opgelegd.
1.3.
Aan belanghebbende is over het jaar 2011 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 75.117. Tevens is een bedrag van
€ 82 aan heffingsrente in rekening gebracht. Verder is een vergrijpboete van € 684 opgelegd.
1.4.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.511. Verder is een verzuimboete van € 226 opgelegd.
1.5.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 13.432.
1.6.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 9 maart 2015 de (navorderings)aanslagen, de beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikkingen gehandhaafd.
1.7.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 3 mei 2016 de beroepen inzake de aanslagen IB/PVV 2012 en Zvw 2012, alsmede inzake de boetebeschikkingen gegrond verklaard, de beroepen voor het overige ongegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar inzake de aanslagen IB/PVV 2012 en Zvw 2012 en de boetebeschikkingen vernietigd, de aanslag IB/PVV 2012 verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.899, de aanslag Zvw 2012 verminderd tot een naar een bijdrage-inkomen van € 11.820 en de boetes verminderd tot respectievelijk € 2.801, € 3.300, € 649 en € 214.
1.8.
Belanghebbende heeft bij brief van 8 juni 2016, ingekomen bij het Hof op 13 juni 2016, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.9.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.10.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2017 om 10:45 uur te Arnhem. De zaken met de nummers 16/00642 tot en met 16/00646 zijn gezamenlijk behandeld. Belanghebbende is zonder voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Namens de Inspecteur zijn verschenen [A] en [B] .
1.11.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
1.12.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting is op 12 april 2017 om 12:38 uur een faxbericht van belanghebbende met bijlagen bij het Hof binnengekomen. Belanghebbende heeft daarin geschreven dat hij ’s morgens bij het opstaan door zijn rug is gegaan, dat een autorit van Enschede naar Arnhem fysiek niet mogelijk was, dat het sturen van een vertegenwoordiger gezien het korte tijdsbestek niet mogelijk was, dat hij ’s morgens voorafgaand aan de zitting het telefoonnummer van de griffie van de belastingkamer van het Hof heeft gebeld om het Hof daarvan in kennis te stellen, maar dat dit telefoontje onbeantwoord is gebleven. Verder verzoekt belanghebbende in dit faxbericht om in een later stadium alsnog zijn beroep mondeling dan wel schriftelijk toe te lichten. Het Hof heeft in dit faxbericht geen aanleiding gezien het onderzoek op grond van het bepaalde in artikel 8:68 Algemene wet bestuursrecht (Awb) te heropenen. Naar het oordeel van het Hof is het onderzoek volledig geweest. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat belanghebbende tijdens het (voor)onderzoek voldoende gelegenheid heeft gehad zijn hoger beroep toe te lichten en dat uit het faxbericht en de bijlagen geen nieuwe feiten of omstandigheden volgen die heropening rechtvaardigen.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende was van 1990 tot en met 2012 in dienstbetrekking werkzaam bij [C] BV. Het dienstverband was aanvankelijk 40 uur per week en is vanaf 2008 teruggebracht naar 28 uur per week. Per 13 oktober 2011 is de functie van belanghebbende opgeheven.
2.2.
Belanghebbende drijft sinds 1 januari 2008 onder de naam “ [D] ” een administratiekantoor in de vorm van een eenmanszaak.
2.3.
Per 1 januari 2012 is belanghebbende voor 16 uur per week in dienstbetrekking werkzaam bij [E] in [Z] .
2.4.
Belanghebbende heeft in zijn aangiften IB/PVV 2009 tot en met 2011 geen melding gemaakt van de met zijn eenmanszaak behaalde resultaten.
2.5.
In 2013 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 20 december 2013. Hierin is onder meer het volgende vermeld:

1 Reikwijdte van het onderzoek
Doel van het onderzoek is het vaststellen van de aanvaardbaarheid van de aangiften:
  • inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2008 tot en met 2012,
  • aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012.
1.1
Beperking reikwijdte onderzoek
Ten tijde van het onderzoek was de aangifte inkomstenbelasting 2012 nog niet ingediend. Belastingplichtige heeft hiervoor uitstel gekregen. Voor 2012 heb ik daarom de winst uit onderneming beoordeeld voor ondernemersaftrekken.
(…)
2.3
Bedrijfsactiviteiten
De bedrijfsactiviteiten bestaan uit:
-Inboeken en verwerken van alle administraties in het midden- en kleinbedrijf
-Administratieve begeleiding van ZZP’ers en startende ondernemingen
-Uitvoeren van controlewerkzaamheden van door klanten zelf gevoerde administraties
-Samenstellen van jaarrekeningen
-Verzorgen van bezwaarschriften
-Verzorgen van loon- en salarisadministraties
-Tijdelijke hulp bij administratieve achterstanden
-Opstellen van begrotingen, prognoses, e.d.
-Verzorgen van fiscale aangiften (omzet- en inkomstenbelasting en loonheffingen).
(…)
2.4.
Administratie
Belastingplichtige verzorgt zelf de administratie. Voor zover hij deze heeft overgelegd bestaat deze uit debiteuren-, crediteuren-, kas- en bankoverzicht. Belastingplichtige verklaarde de aangiften inkomsten- en omzetbelasting zelf te verzorgen.
(…)
4.1
Omzet
Aan de hand van de van belastingplichtige ontvangen verkoopfacturen heb ik de omzet berekend. Het gaat om de hieronder genoemde bedragen (deze zijn exclusief omzetbelasting) (…)
2008 2009 2010 2011 2012
Omzet € 6.389 € 18.353 € 20.762 € 9.516 € 8.950
4.2
Kosten
Aan de hand van de van belastingplichtige ontvangen inkoopfacturen blijkt dat de volgende kosten zijn gemaakt. Het gaat om de hieronder genoemde bedragen exclusief omzetbelasting (…)
2008 2009 2010 2011 2012
Kosten € 20.384 € 3.982 € 1.724 € 5.954 € 1.419
5.1
Winst uit onderneming
(…)
2008 2009 2010 2011 2012
Aangegeven winst € 0 € 0 € 0 € 0 € 0
Winstcorrectie
-/- 14.058 13.991 18.658 € 2.991 € 6.769
Gecorrigeerde winst -/- 14.058 13.991 18.658 € 2.991 € 6.769
(…)
5.2.1
Zelfstandigenaftrek
(…)
Gelet op de door belastingplichtige verrichte werkzaamheden in loondienst, de door hem gerealiseerde omzetten en uitgaande van het door belastingplichtige gehanteerde uurloon van € 32,50 ben ik van mening dat belastingplichtige niet aan het urencriterium voldoet. Gedurende het onderzoek heeft belastingplichtige, hoewel hem daar diverse keren om verzocht is, geen onderliggende stukken kunnen overleggen waarmee wordt aangetoond dat er wel wordt voldaan aan het urencriterium. (…)”.
2.6.
Belanghebbende is op 28 februari 2013 uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV 2012. Op verzoek van belanghebbende is uitstel verleend tot 1 september 2013. Op 20 september 2013 is aan belanghebbende een herinnering gestuurd. Op 21 oktober 2013 is een aanmaning gestuurd om uiterlijk 4 november 2013 aangifte IB/PVV 2012 te doen. Belanghebbende heeft op 22 januari 2014 nogmaals verzocht om uitstel. Dit verzoek is afgewezen.
2.7.
Naar aanleiding van de bevindingen van het boekenonderzoek zijn de onderhavige (navorderings)aanslagen opgelegd. Daarbij heeft de Inspecteur winst uit onderneming in aanmerking genomen. Verder heeft de Inspecteur voor de jaren 2009 tot en met 2011 vergrijpboetes opgelegd en voor het jaar 2012 een verzuimboete van € 226 vanwege het niet (tijdig) doen van aangifte.
2.8.
De Rechtbank heeft overwogen dat belanghebbende voor de jaren 2009 tot en met 2012 niet de vereiste aangiften heeft gedaan, dat dit tot omkering en verzwaring van de bewijslast leidt, dat de navorderingsaanslagen IB/PVV 2009 tot en met 2011 berusten op een redelijke schatting en mitsdien in stand blijven, dat het in 2012 genoten resultaat uit overige werkzaamheden kwalificeert als winst uit onderneming en dat derhalve door toepassing van de MKB-vrijstelling het belastbaar inkomen uit werk en woning en het bijdrage-inkomen met € 1.612 dienen worden te verminderd. Verder heeft de Rechtbank geoordeeld dat de vergrijpboetes en verzuimboete terecht zijn opgelegd, maar dat deze boetes vanwege de overschrijding van de redelijke termijn met 5 percent verminderd moeten worden.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de (navordering)aanslagen en de boetes naar het juiste bedrag zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
3.2.
Belanghebbende betoogt dat de Inspecteur ten onrechte geen rekening heeft gehouden met onbetaalde verkoopfacturen en dat de Inspecteur te lage kosten in aanmerking heeft genomen.
3.3.
De Inspecteur heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat de aanslag IB/PVV 2012 en de aanslag Zvw 2012 tot een te hoog bedrag zijn vastgesteld, dat daarin ten onrechte een resultaat uit overige werkzaamheden van € 10.800 is begrepen en dat de winst voor dat jaar moet worden vastgesteld op het in het rapport boekenonderzoek berekende bedrag van
€ 6.769 (zie 2.5). Dit brengt mee dat de aanslag IB/PVV 2012 moet worden verminderd naar een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.035 en dat de aanslag Zvw 2012 moet worden verminderd naar een aanslag berekend naar een bijdrage-inkomen van € 5.956, aldus de Inspecteur.
3.4.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur, en tot vermindering van de (navorderings)aanslagen en boetes. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur voor wat betreft de aanslagen IB/PVV 2012 en Zvw 2012, tot vermindering van deze aanslagen en tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank voor het overige.

4.Overwegingen

(Navorderings)aanslagen
4.1.
Belanghebbende heeft erkend dat hij het resultaat uit zijn eenmanszaak niet in zijn aangiften IB/PVV 2009 tot en met 2011 heeft opgenomen. Verder heeft belanghebbende geen aangifte IB/PVV 2012 ingediend.
4.2.
De Inspecteur heeft aan de hand van de van belanghebbende ontvangen inkoop- en verkoopfacturen de omzet en de kosten van de eenmanszaak over de jaren 2009 tot en met 2012 berekend. Belanghebbende heeft de ter zake in aanmerking genomen bedragen op zichzelf niet weersproken. Wel heeft belanghebbende aangevoerd, zo begrijpt het Hof, dat niet alle verkoopfacturen zijn betaald zodat dienaangaande bedragen ten laste van het resultaat moeten komen. Voorts heeft belanghebbende aangevoerd dat behalve de door de Inspecteur in aanmerking genomen kosten, nog meer kosten zijn gemaakt. De bewijslast voor beide stellingen rust op belanghebbende. Het Hof acht dergelijke aftrekposten zonder enige onderbouwing niet aannemelijk. Gelet daarop acht het Hof de door de Inspecteur in aanmerking genomen winsten, die zijn neergelegd in het rapport boekenonderzoek (zie 2.5), niet te hoog.
Vergrijpboetes 2009 tot en met 2011
4.3.
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2009 tot en met 2011 vergrijpboetes van 50 percent opgelegd. Redengevend daarvoor is dat het aan (voorwaardelijk) opzet van belanghebbende is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld (artikel 67e AWR).
4.4.
In zoverre belanghebbende heeft betoogd dat geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet, faalt dit betoog. Vaststaat immers dat belanghebbende zich beroepsmatig heeft beziggehouden met onder meer het verzorgen van belastingaangiftes voor derden en dat hij daarmee resultaat heeft behaald. Nu belanghebbende deze resultaten op generlei wijze in zijn aangiften IB/PVV heeft verwerkt, acht het Hof, mede gelet op belanghebbendes professie, aannemelijk dat belanghebbende zich ervan bewust was dat te weinig belasting zou worden geheven als de Inspecteur de aangiften zou volgen. Daarom is het aan opzet van belanghebbende te wijten dat de aanslagen tot te lage bedragen zijn vastgesteld. De opgelegde vergrijpboetes zijn passend en geboden.
Verzuimboete 2012
4.5.
Vaststaat dat belanghebbende de aangifte IB/PVV 2012 niet binnen de gestelde termijn heeft gedaan (zie 2.6). Gelet daarop is belanghebbende in verzuim als bedoeld in artikel 67a AWR en is terecht een verzuimboete opgelegd. Deze verzuimboete van € 226 acht het Hof passend en geboden.
Heffingsrente
4.6.
Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de ter zake van de navorderingsaanslagen IB/PVV 2009, 2010 en 2011 in rekening gebrachte heffingsrenten. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden daartegen aangevoerd. Nu deze navorderingsaanslagen niet worden verminderd, is er ook geen aanleiding voor een vermindering van de in rekening gebrachte heffingsrenten.
Slotsom
Gelet op het vorenstaande dient het hoger beroep gegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten nu niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt.

6.Beslissing

Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de aanslag IB/PVV 2012 en de aanslag Zvw 2012,
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige,
- vernietigt de uitspraken van de Inspecteur inzake de aanslag IB/PVV 2012 en de aanslag Zvw 2012,
- vermindert de aanslag IB/PVV 2012 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.035,
- vermindert de aanslag Zvw 2012 tot een aanslag berekend naar een bijdrage-inkomen van € 5.956,
- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 124 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. J. van de Merwe en
mr. N. Djebali, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
16 mei 2017.
De griffier, De voorzitter,
(J.L.M. Egberts) (A.J.H. van Suilen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 19 mei 2017
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen
binnen zes wekenna de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
postbus 20303, 2500 EH Den Haag
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.