ECLI:NL:GHARL:2017:4016

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 mei 2017
Publicatiedatum
15 mei 2017
Zaaknummer
200.202.700/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake ontslag curator en benoeming opvolgend curator

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 mei 2017 een beschikking gegeven met betrekking tot een voorlopige voorziening in het kader van een curatelezaak. Betrokkene, geboren in 1974, was onder bewind gesteld en had verzocht om ontslag van de huidige curator, [verweerder], en benoeming van [D] Bewindvoerders BV als opvolgend curator. De curator had aangegeven dat zijn werkzaamheden onwerkbaar waren geworden en verzocht om ontslag. Het hof heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat er voldoende redenen waren om een voorlopige voorziening te treffen. Partijen en belanghebbenden waren het erover eens dat een beschermingsmaatregel noodzakelijk was. Het hof heeft besloten om [verweerder] als curator te ontslaan en [D] tijdelijk te benoemen tot opvolgend curator, met de bepaling dat deze voorziening geldt tot een definitieve beslissing in de hoofdzaak is genomen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.202.700/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, 4970147 VO 16-573)
beschikking van 9 mei 2017 betreffende voorlopige voorziening
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen:
de betrokkene,
advocaat: mr. G.L. van der Heide-Brink te Drachten,
en
[verweerder],
wonende te [A] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen:
de curator.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de zus],
wonende te [B] ,
verder te noemen:
de zus,
[de vader],
wonende te [C] ,
verder te noemen:
de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Noord-Nederland, sector kanton, locatie Assen) van 1 augustus 2016 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 28 oktober 2016;
- een journaalbericht van mr. Van der Heide-Brink van 7 november 2016 met producties;
- een brief van 7 maart 2017 van de curator met bijlage;
- een brief van 14 maart 2017 van het hof;
- een brief van 30 maart 2017 van het hof;
- een brief van 3 april 2017 van de curator;
- een brief van 4 april 2017 van de vader;
- een ongedateerde brief van de zus;
- een journaalbericht van 5 april 2017 van mr. Van der Heide-Brink;
- een brief van 12 april 2017 van mr. Van der Heide-Brink met producties.
2.2
Gezien de inhoud van de brief van het hof van 30 maart 2017 aan partijen en belanghebbenden en hun reactie daarop, heeft het hof voor wat betreft de thans voorliggende voorlopige voorziening afgezien van een nadere mondelinge behandeling. Onderhavige beschikking is gegeven op de stukken.

3.De vaststaande feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1974.
3.2
Op verzoek van betrokkene en zijn vader zijn de goederen van betrokkene bij beschikking van 9 juli 2015 onder bewind gesteld. [verweerder] is daarbij tot bewindvoerder benoemd.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 31 maart 2016, heeft de bewindvoerder verzocht het bewind over de goederen van betrokkene om te zetten in een ondercuratelestelling van betrokkene en hem, de bewindvoerder, te benoemen tot curator. Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 2 juni 2016, heeft betrokkene verzocht om [verweerder] te ontslaan als bewindvoerder en [D] Bewindvoerders BV (hierna [D] ) tot opvolgend bewindvoerder te benoemen. Beide verzoeken zijn behandeld ter zitting van 18 juli 2016.
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter betrokkene onder curatele gesteld met ingang van 1 augustus 2016 (waardoor het bewind met ingang van die datum van rechtswege is geëindigd) waarbij [verweerder] tot curator is benoemd. Bij afzonderlijke beschikking van 1 augustus 2016 heeft de kantonrechter het verzoek van betrokkene om een opvolgend bewindvoerder te benoemen afgewezen.
3.5
Betrokkene heeft tegen beide beschikkingen een (afzonderlijk) beroepschrift ingediend en heeft verzocht - kort gezegd - het eerder ingestelde bewind te handhaven en [D] tot opvolgend bewindvoerder te benoemen. Beide zaken zullen, gelet op hun samenhang, gezamenlijk ter zitting van 30 mei 2017 worden behandeld.

4.De voorlopige voorziening

4.1
De curator heeft bij brief van 7 maart 2017 het hof er op gewezen dat de situatie ten aanzien van de curatele - de uitvoering van zijn taken als curator - voor hem onwerkbaar is geworden. Hij heeft aangegeven zijn werkzaamheden als curator per 1 april 2017 te (willen) beëindigen en heeft het hof verzocht per die datum een nieuwe curator aan te wijzen.
4.2
Het hof heeft de curator bij brief van 14 maart 2017 bericht dat zijn verzoek om een andere curator te benoemen (en hem als curator te ontslaan) ter zitting (van 30 mei 2017) zal worden behandeld en daarbij is aangegeven dat vervroeging van deze mondelinge behandeling niet mogelijk is. Eind maart heeft de curator het hof telefonisch (opnieuw) benaderd over de door hem gewenste stopzetting van zijn werkzaamheden (per 1 april aanstaande) en aangedrongen op een spoedige beslissing van het hof op dit punt.
4.3
Het hof heeft daarop de mogelijkheden overwogen voor het (ambtshalve) treffen van een voorlopige voorziening in afwachting van een definitieve beslissing. Gelet op het bepaalde in artikel 1:448 leden 2, 3 en 5 BW - welk artikel is opgenomen in de afdeling over het meerderjarigenbewind, maar in artikel 1: 385 lid 1 aanhef en onder d BW van overeenkomstige toepassing verklaard voor curatele - heeft een rechter de mogelijkheid om voorlopige voorzieningen te treffen en/of de curator te schorsen hangende het onderzoek naar (de gronden voor) het ontslag van de curator. Dat ontslag kan onder meer worden verzocht door de curator zelf, door de betrokkene dan wel ambtshalve.
4.4
In dit kader heeft het hof partijen en belanghebbenden de mogelijkheid voorgehouden om bij wege van voorlopige voorziening de huidige curator te ontslaan en een opvolgend curator te benoemen. Die voorlopige voorziening zou dan kunnen gelden totdat het hof - na de mondelinge behandeling op 30 mei aanstaande - een definitieve beslissing zal hebben gegeven in de beide bovengenoemde zaken.
4.5
Partijen en belanghebbenden hebben zich - desgevraagd - uitgelaten over genoemde voorlopige voorziening. De huidige curator heeft bij brief van 3 april 2017 verzocht om zo spoedig mogelijk deze voorlopige voorziening te treffen. Betrokkene heeft bij brief van 12 april 2017 niet alleen uitdrukkelijk ingestemd met een (tijdelijk) ontslag van [verweerder] als curator maar heeft, voor zover noodzakelijk, ook formeel verzocht de gewenste voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek zal, naar het hof begrijpt, mede gegrond zijn op artikel 223 Rv.
4.6
Op dit moment ligt dan ook aan het hof - zowel ambtshalve als op uitdrukkelijk verzoek van betrokkene - ter beoordeling voor of voldoende grond aanwezig is om [verweerder] tijdelijk als curator te ontslaan en [D] tijdelijk te benoemen tot opvolgend curator. De vraag zal het hof hierna beoordelen. Na de mondelinge behandeling van 30 mei 2017 in beide hoofdzaken zal het hof beoordelen en beslissen welke beschermingsmaatregel voor betrokkene aangewezen is en door wie deze maatregel voortaan (definitief) zal worden uitgevoerd.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Uit de stukken blijkt dat tussen partijen niet in geschil is dat de huidige curator op dit moment niet in staat is zijn werkzaamheden als curator naar behoren te verrichten, wat daarvan de redenen ook moge zijn. Partijen en belanghebbenden zijn voorts eensgezind in hun visie dat een beschermingsmaatregel voor betrokkene - bewind dan wel curatele - nodig is. Tegen deze achtergrond acht het hof een voorlopige voorziening aangewezen, inhoudende dat de huidige curator (voorlopig) wordt ontslagen en een opvolgend curator (voorlopig) wordt benoemd.
5.2
Betrokkene heeft met het overleggen van een zogeheten bereidverklaring van [D] zijn voorkeur kenbaar gemaakt om [D] te benoemen tot (opvolgend) curator in de plaats van [verweerder] . Belanghebbenden hebben, gezien hun brieven, geen inhoudelijke bezwaren tegen de tijdelijke benoeming van [D] terwijl het hof evenmin (anderszins) is gebleken van gegronde redenen die zich tegen deze benoeming verzetten.
5.3
Het hof zal daarom, bij wege van voorlopige voorziening, [verweerder] als curator ontslaan en [D] benoemen tot opvolgend curator. Deze voorziening zal gelden voor de periode vanaf de dag na de datum van deze beschikking tot de (definitieve) beslissing van het hof in de beide hoofdzaken.

6.De slotsom

6.1
Het hof zal beslissen als na te melden.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep ten aanzien van het treffen van een voorlopige voorziening:
ontslaat met ingang van de dag na de datum van deze beschikking [verweerder] als curator en benoemt [D] Bewindvoerders BV gevestigd te [E] tot opvolgend curator, en bepaalt dat deze voorziening geldt tot het hof een definitieve beslissing zal hebben gegeven in de beide hoofdzaken;
bepaalt dat deze uitspraak door de griffier wordt ingeschreven in het openbare centraal curatele- en bewindregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.A. Vermeulen, mr. J.D.S.L. Bosch en mr. G. Jonkman en is op 9 mei 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.