Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondercuratelestelling van [belanghebbende] en de benoeming van een curator. De vader van [belanghebbende] had verzocht om ondercuratelestelling en om zichzelf als curator te benoemen. De moeder en de curator hebben hiertegen verweer gevoerd. De vader stelde dat [belanghebbende] geestelijke beperkingen heeft en dat hij, als curator, het beste in staat is om de belangen van [belanghebbende] te behartigen. De moeder betwistte dit en stelde dat de vader druk uitoefent op [belanghebbende].
Het hof overwoog dat een ondercuratelestelling een ingrijpende maatregel is en dat de voorkeur van de curandus, in dit geval [belanghebbende], in principe gevolgd dient te worden, tenzij er gegronde redenen zijn om hiervan af te wijken. Het hof concludeerde dat het in het belang van [belanghebbende] is dat een onafhankelijke derde als curator wordt benoemd, gezien de conflicten tussen de ouders en de mogelijke loyaliteitsconflicten die kunnen ontstaan.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij de benoeming van de curator werd gehandhaafd. Het hof benadrukte het belang van onbelaste omgang tussen [belanghebbende] en beide ouders en dat de curator een rol moet spelen in het waarborgen van deze omgang. De vader's grieven werden verworpen, en de eerdere beslissing van de kantonrechter werd bevestigd.