Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een echtscheiding tussen een man en een vrouw die op 3 mei 2011 in Libanon zijn gehuwd. De man had tot 12 november 2012 zowel de Nederlandse als de Libanese nationaliteit, maar heeft sindsdien alleen de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft de Libanese nationaliteit. De vrouw heeft de rechtbank verzocht om echtscheiding en nevenvoorzieningen, terwijl de man verweer heeft gevoerd en heeft verzocht om toepassing van Libanees recht op de echtscheiding. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen bepaald dat Nederlands recht van toepassing is en heeft op 13 april 2016 de echtscheiding uitgesproken.
In hoger beroep heeft de man de beschikking van de rechtbank bestreden en verzocht om toepassing van Libanees recht, terwijl de vrouw verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek. Het hof heeft vastgesteld dat er geen gezamenlijke rechtskeuze voor Libanees recht is gemaakt door partijen, en dat ten tijde van de indiening van het echtscheidingsverzoek de man enkel de Nederlandse nationaliteit bezat. Hierdoor is het hof van oordeel dat Nederlands recht van toepassing is op het verzoek tot echtscheiding.
Het hof concludeert dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk voldoende vaststaat en dat de echtscheiding kan worden uitgesproken. Het hoger beroep van de man faalt, en het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.