ECLI:NL:GHARL:2017:3513

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
200.210.707/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor jeugdige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging gesloten jeugdhulp voor een jeugdige, hierna te noemen [verzoeker]. [verzoeker] is in 1999 geboren op Aruba en is eind 2015 naar Nederland gekomen om bij zijn zus te wonen. Sinds 15 december 2016 staat hij onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) en is er een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend. De GI heeft op 5 januari 2017 een verzoek ingediend bij de kinderrechter voor een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden, welke door de kinderrechter is verleend.

[verzoeker] is in hoger beroep gekomen van deze beschikking, met als doel de duur van de machtiging te verkorten. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 april 2017 heeft [verzoeker] verklaard dat het goed met hem gaat in de gesloten setting en dat hij positieve vooruitgang boekt. Echter, het hof heeft vastgesteld dat er nog steeds ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn, die de ontwikkeling van [verzoeker] ernstig belemmeren. Het hof heeft de gronden voor de gesloten plaatsing als nog aanwezig beoordeeld, ondanks de positieve ontwikkeling van [verzoeker].

Het hof heeft geconcludeerd dat jeugdhulp noodzakelijk is en dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk is om te voorkomen dat [verzoeker] zich aan deze jeugdhulp onttrekt. De beschikking van de kinderrechter is bekrachtigd, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.210.707/01
(zaaknummer rechtbank C/16/430584 / JL RK 17-15)
beschikking van 20 april 2017
inzake
[verzoeker],
verblijvende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. E. Uijt de boogaardt te Lelystad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland,

kantoorhoudend te Almere,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
2. [zus/voogd] ,
wonende te [B] ,
verder te noemen: de zus / voogd van [verzoeker] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 10 januari 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 2 maart 2017;
- een journaalbericht van mr. Uijt de boogaardt van 21 maart 2017 met productie(s);
- een faxbericht van mr. Uijt de boogaardt van 5 april 2017 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 6 april 2017 plaatsgevonden. [verzoeker] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de GI zijn verschenen de heer
[C] en de heer [D] .

3.De vaststaande feiten

3.1
[verzoeker] is [in] 1999 te Aruba geboren en is eind 2015 bij zijn zus en haar gezin in Nederland komen wonen. De zus van [verzoeker] is bij beschikking van 13 juni 2016 tijdelijk tot voogd over [verzoeker] benoemd.
3.2
[verzoeker] staat sinds 15 december 2016 (aanvankelijk voorlopig) onder toezicht van de GI. Per die datum is tevens een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van vier weken.
3.3
Bij verzoekschrift van 5 januari 2017 heeft de GI de kinderrechter verzocht ten aanzien van [verzoeker] op grond van artikel 6.1.2 lid 1 van de Jeugdwet (Jw) een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden. Een gekwalificeerde gedragswetenschapper die [verzoeker] met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht,
heeft ingestemd met het verzoek.
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter - voor zover hier van belang - betreffende [verzoeker] een machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van
10 januari 2017 tot uiterlijk 10 juli 2017.
3.5
Van 19 oktober 2016 tot 15 december 2016 heeft [verzoeker] in een crisisopvang van [E] in [F] verbleven en sinds 15 december 2016 verblijft hij in een voorziening voor gesloten jeugdzorg te [A] .

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoeker] is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
10 januari 2017. Deze grieven zien op de machtiging gesloten jeugdhulp.
[verzoeker] verzoekt de bestreden beschikking, voor zover daarbij een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden is verleend, te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek hiertoe af te wijzen, kosten rechtens.
4.2
Het hof zal de grieven gezamenlijk beoordelen.
4.3
Ter zitting van het hof heeft de advocaat van [verzoeker] naar voren gebracht dat het
doel van het verzoek in hoger beroep is dat de periode waarvoor de machtiging gesloten jeugdhulp is verzocht, wordt verkort.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedings-problemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en het verblijf noodzakelijk is om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.2
Het hof stelt vast dat is voldaan aan de in artikel 6.1.2 lid 3, lid 5 en lid 6 en artikel 6.1.10 lid 1 Jw aan het verlenen van een machtiging als bedoeld in artikel 6.1.2 lid 1 Jw gestelde formele eisen.
5.3
Het hof is van oordeel dat, anders dan [verzoeker] aanvoert, de gronden voor een gesloten plaatsing nog steeds aanwezig zijn en overweegt daartoe als volgt.
5.4
Uit de stukken, waaronder het raadsrapport van 30 december 2016, is gebleken dat [verzoeker] te kampen heeft met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen. Er bestaan ernstige zorgen over zijn sociaal-emotionele, gewetens-, cognitieve en fysieke ontwikkeling.
[verzoeker] heeft een belast verleden; hij is op Aruba ernstig verwaarloosd en heeft daar veel meegemaakt, waarbij hij veelal op zichzelf aangewezen is geweest. [verzoeker] luisterde steeds minder naar zijn moeder en werd door school geschorst, waarna zijn moeder hem naar zijn zus in Nederland heeft gestuurd. In het gezin van zijn zus groeide [verzoeker] verder op in een opvoedsituatie waarin sprake was van structureel huiselijk geweld, psychiatrische en psychologische problematiek en financiële problemen. Daarnaast is gebleken dat [verzoeker] jarenlang softdrugs (heeft) gebruikt. Ook zijn zus en zwager gebruikten wiet in bijzijn van [verzoeker] . Nadat [verzoeker] een nacht niet thuis is gekomen en (daardoor) een escalatie heeft plaatsgevonden, is hij in oktober 2016 (vrijwillig) in een crisisopvang van [E] geplaatst.
[verzoeker] heeft zich tijdens zijn verblijf bij [E] niet gehouden aan de daar geldende regels en de gemaakte afspraken en hij is daar vandaan weggelopen en enkele dagen weggebleven. Ook is hij veelvuldig weggebleven van zijn stageplek, waarbij onduidelijk was waar [verzoeker] dan verbleef en waardoor zijn stage vroegtijdig is beëindigd. Op school zou hij een fiets hebben gestolen en ook daar maakte men zich zorgen over zijn gedrag. Voorts zou er sprake zijn van criminele activiteiten en daaruit voortvloeiende bedreigingen richting [verzoeker] .
Het voorgaande heeft er toe geleid dat overplaatsing naar een gesloten setting noodzakelijk werd geoordeeld voor [verzoeker] om zijn veiligheid te kunnen garanderen, om hem te beschermen tegen zijn eigen gedrag en om het reeds aangevraagde psychologisch en intelligentieonderzoek uit te kunnen voeren in een drugsvrije omgeving waarbij er observaties zouden kunnen plaatsvinden. [verzoeker] stelt nu dat hij, omdat hij niet bij [E] wilde blijven maar ergens anders geplaatst wilde worden, onwaarheden heeft verteld.
Er is volgens [verzoeker] geen sprake van geweest dat hij een wietplantage heeft leeggeroofd
en in verband daarmee wordt gezocht en bedreigd door mensen uit het criminele circuit.
Wat daar verder ook van zij, gebleken is wel dat [verzoeker] zich bezig heeft gehouden met de handel in drugs, zoals hij zelf ter zitting van het hof ook heeft erkend.
5.5
Ter zitting van het hof heeft [verzoeker] naar voren gebracht dat het goed met hem gaat op de groep in de gesloten setting; hij is positief gestemd, beleefd, heeft positieve contacten met de andere bewoners en de groepsleiding en scoort al ruim twee maanden negatief op drugsgebruik. De GI heeft in dit kader ter zitting van het hof aangegeven dat de structuur
in de gesloten setting [verzoeker] goed doet en dat er al stapsgewijs geoefend wordt met het uitbreiden van zijn vrijheden. De positieve houding en opstelling van [verzoeker] valt hem te prijzen, maar kan, gelet op de ernst van de geconstateerde opgroei- en opvoedingsproblemen en het eerdere wegloopgedrag van [verzoeker] , (nog) niet leiden tot het oordeel dat de gronden voor de gesloten plaatsing niet meer aanwezig zijn dan wel dat de duur van de verleende machtiging tot gesloten jeugdhulp kan worden verkort, zoals door [verzoeker] beoogd.
Het hof neemt bij zijn oordeel tevens in aanmerking dat [verzoeker] over zeven maanden achttien jaar wordt en in Nederland een zeer beperkt netwerk heeft. Hij heeft, behalve een buurvrouw van zijn zus, bij wie de thuissituatie voor [verzoeker] vanwege haar wietgebruik niet bepaald optimaal te noemen is, niemand bij wie hij terecht kan.
Met zijn zus heeft [verzoeker] op dit moment geen contact meer. [verzoeker] zou, bij een beëindiging van zijn huidige plaatsing, (wederom) in een crisisopvang terecht komen,
zo heeft de GI ter zitting van het hof naar voren gebracht. Het hof acht het onder de gegeven omstandigheden van groot belang dat er met de nodige voortvarendheid wordt ingezet op het toewerken met de juiste hulp en begeleiding naar stabiliteit en zelfstandigheid van [verzoeker] , waarbij voorkomen dient te worden dat [verzoeker] zich hieraan zal onttrekken.
Het laatste deel van het psychologisch en intelligentieonderzoek heeft inmiddels plaatsgevonden. Aan de hand van de uitslagen kan worden onderzocht welke verdere vorm van hulpverlening en verblijf voor [verzoeker] noodzakelijk is. Of (begeleide) kamertraining in combinatie met zelfstandigheidstraining, zoals door [verzoeker] gewenst, tot de mogelijkheden behoort, zal het onderzoek alsmede het verloop van de vrijheden, die aan [verzoeker] als hij zijn best blijft doen steeds meer zullen worden gegund, zo heeft de GI ter zitting van het hof naar voren gebracht, uitwijzen. [verzoeker] heeft er derhalve alle belang bij om de stijgende lijn die hij in de gesloten setting tot nu toe heeft laten zien, voort te zetten.
5.6
Alles afwegende, is het hof van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband
met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [verzoeker] naar volwassenheid ernstig belemmeren en het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk is om te voorkomen dat hij zich aan deze jeugdhulp onttrekt.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, te bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 10 januari 2017, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, G.M. van der Meer en A.W. Jongbloed, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, en is op 20 april 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.