Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
beslissing van 3 april 2017
[verzoeker] ,
verzoeker,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 april 2017 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker in een WAHV-zaak. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. O. Anjewierden, had op 24 februari 2017 tijdens een zitting een verzoek ingediend tot wraking van de raadsheer mr. O. Anjewierden. Dit verzoek was gebaseerd op de weigering van de raadsheer om een oordeel te geven over het handelen van het Hof van Discipline in een andere zaak. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat mr. Anjewierden terecht heeft gewezen op zijn onbevoegdheid om over deze kwestie te oordelen, aangezien deze aan een andere instantie was voorgelegd.
De wrakingskamer heeft verder geconcludeerd dat de verzoeker geen feitelijke onderbouwing heeft gegeven voor zijn wrakingsverzoek. Er waren geen feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding zouden geven tot twijfel aan de onpartijdigheid van mr. Anjewierden. De wrakingskamer benadrukt dat wraking alleen mogelijk is op basis van concrete feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Aangezien de verzoeker in dit geval kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard, heeft de wrakingskamer besloten om zonder de verzoeker ter zitting te horen.
De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en houdt in dat de verzoeker niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek tot wraking van mr. Anjewierden.