In het deskundigenbericht d.d. 21 oktober 2016 wordt onder het kopje "9. Forensisch psychologische beschouwing" onder meer het volgende aangegeven:
"(…) Vanuit het onderzoek van alle kinderen afzonderlijk komt naar voren dat er sprake is van complexe problematiek binnen een sterk systeem gestoorde omgeving, waardoor gesproken kan worden van zeer kwetsbare kinderen, die zich met moeite optimaal kunnen ontplooien en te maken hebben met ontwikkelingsachterstanden. Dit onderzoek maakt niet duidelijk in hoeverre in het verleden sprake is geweest van seksueel misbruik. Realiteit zijn het seksueel grenzen overschrijdend gedrag gedurende een langere periode door [de minderjarige3] en de grote angsten die de jongens hebben voor ontvoering. De complexiteit van het verstoorde gezinssysteem waarin de kinderen opgroeien met een overbelaste moeder die overtuigd blijft van de rol van vader hierin, zorgen voor voortduring van een onrustige omgeving, wat meteen de kern vormt van het probleem.
(…)
Om de huidige impasse te doorbreken en omgang tussen vader en de kinderen te bewerkstelligen is het aan te bevelen dat moeder een behandeling aangaat om de minder ontwikkelde kanten in haar persoonlijkheid aan te pakken en om te leren haar kinderen los te laten voor een contact met hun vader. Er is echter ook sprake van een complexe tevens systeemgerichte problematiek met een overbelaste ouder. Zonder eerst met moeder hierover aan de slag te gaan, blijven de kinderen onder druk staan ook als het gaat om omgang met hun vader. De kinderen moeten voelen dat beide ouders het contact met de andere ouder goedkeurt, zodat ze onbekommerd van de omgang met zowel de verzorgende als de niet-verzorgende ouder kunnen genieten.
Uit het onderzoek vanuit vader komen in principe geen contra-indicaties voor omgang naar voren. Moeder is degene die het allemaal niet aan kan en dat op de kinderen overbrengt, de omgang is dus wellicht niet mogelijk of moeilijk op te starten vanwege de problemen van moeder, niet van vader of de kinderen."
De door het hof gestelde onderzoeksvraag of er contra-indicaties zijn voor omgang tussen de vader en de kinderen, wordt door de deskundige als volgt beantwoord:
"Uit het onderzoek vanuit vader komen in principe geen contra-indicaties voor omgang naar voren. Vooralsnog is de opstelling van moeder een contra-indicatie voor omgang tussen vader en deze drie kinderen. Professionele begeleiding vanuit [E] is nodig, indien het Gerechtshof beslist om hieraan voorbij te gaan.
Op basis van de observaties van het contact is zichtbaar dat een contact met de vader niet als extreem beangstigend of negatief wordt ervaren, maar dat in de beleving van de jongens moeders beleving centraal staat voor hen. [de minderjarige2] en [de minderjarige1] wonen bij hun moeder. [de minderjarige3] verblijft in het opvoedgezin en laat vanuit de neutrale omgeving zien dat hernieuwd contact met vader haar bezighoudt. Een begeleide bezoekregeling zou hierin een optie kunnen zijn, maar dit levert op dit moment veel stress op bij de kinderen en is onder de huidige omstandigheden moeilijk/niet uitvoerbaar. Het contact met de vader wordt dan schadelijker dan dat het goed doet voor alle partijen, met name voor de kinderen."