ECLI:NL:GHARL:2017:3167

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 februari 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
TBS P16/0385
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gemaximeerde terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege na omzetting van terbeschikkingstelling met voorwaarden

In deze zaak gaat het om de terbeschikkingstelling van een persoon die op 11 februari 2016 is omgezet van een terbeschikkingstelling met voorwaarden naar een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De oorspronkelijke terbeschikkingstelling was opgelegd voor het opzettelijk brand stichten, waarbij gemeen gevaar voor goederen bestond. De rechtbank Overijssel had op 20 september 2016 de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar verlengd. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 23 februari 2017 het beroep van de terbeschikkinggestelde behandeld. De terbeschikkinggestelde, bijgestaan door haar raadsman mr. N.A. Heidanus, heeft haar standpunt toegelicht, waarbij zij benadrukte dat de kliniek zelfstandig moet observeren en adviseren over haar behandeling. De advocaat-generaal mr. M. van Leent heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank op goede gronden heeft beslist en heeft de beslissing bevestigd. Tevens heeft het hof aangegeven dat het wenselijk is dat de reclassering onderzoek doet naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege voor de volgende verlengingszitting.

Uitspraak

TBS P16/0385
Beslissing d.d. 23 februari 2017
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1976] ,
verblijvende in [kliniek] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 20 september 2016, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 27 september 2016;
- de aanvullende informatie van de [kliniek] van 1 februari 2017, met als bijlage de wettelijke aantekeningen van het derde en vierde kwartaal van 2016.
Het hof heeft ter zitting van 9 februari 2017 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door haar raadsman mr. N.A. Heidanus, advocaat te Groningen, en de advocaat-generaal mr. M. van Leent.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en haar raadsman
Aanvankelijk verbleef de terbeschikkinggestelde in de FPK [plaats] in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Door een stommiteit van de terbeschikkinggestelde is deze omgezet naar een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Sinds 10 juni 2016 verblijft de terbeschikkinggestelde in [kliniek] . De kliniek vaart in haar verlengingsadvies geheel op de informatie van FPK [plaats] . Het is echter van belang dat de kliniek zelfstandig de terbeschikkinggestelde observeert en met een autonoom advies komt voor de toekomst. De terbeschikkinggestelde is gemotiveerd en committeert zich aan haar behandeling. Er moet voor gewaakt worden dat het resocialisatietraject niet te langzaam gaat. Het is zorgwekkend dat er nog geen risicotaxatie is gedaan en dat er nog geen begeleid verlof is aangevraagd. Met de juiste structuur en begeleiding kan het sneller. Uit het veroordelend vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 1 september 2014 blijkt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden is opgelegd voor brandstichting met gemeen gevaar voor goederen. Gelet op artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, is hier sprake van een gemaximeerde terbeschikkingstelling. De raadsman verzoekt het hof zich daar expliciet over uit te laten. Het is van belang dat de kliniek hierop anticipeert. De raadsman heeft primair verzocht de terbeschikkingstelling met slechts een jaar te verlengen zodat na dat jaar kan worden bezien hoe het met de terbeschikkinggestelde gaat. Subsidiair heeft de raadsman verzocht dat het hof, bij een verlenging van twee jaar, als aanvullende overweging zal opnemen dat het wenselijk is dat er voor de volgende verlengingszitting een maatregelrapport wordt opgemaakt.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Uit de wettelijke aantekeningen komt naar voren dat de terbeschikkinggestelde gemotiveerd is en positief staat tegenover haar behandeling. Dit blijkt ook uit de (aanvullende) informatie van de kliniek. Hoewel de behandeling van de terbeschikkinggestelde zich nog in het beginstadium bevindt, is de kliniek gezien het behandelcommitment van de terbeschikking-gestelde, de inzet die zij toont voor haar behandeling en de samenwerking die is ontstaan, voornemens om op korte termijn een begeleide verlofaanvraag op te stellen. Daarnaast geeft de kliniek ook aan dat dit traject niet te snel moet gaan. De verwachting is dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij de verlenging met een jaar. Gelet op bovenstaande, de ernst van de stoornis en het feit dat het recidiverisico in zorg als matig en "uit zorg" als gemiddeld tot hoog wordt geschat, is voortzetting van de maatregel geïndiceerd. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Gemaximeerde terbeschikkingstelling
Bij vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 1 september 2014 is aan de terbeschikkinggestelde de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd voor -kort gezegd- opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Op 11 februari 2016 heeft de rechtbank bevolen dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd. Ingevolge artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht gaat de maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege een periode van vier jaar niet te boven, tenzij de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Van dat laatste is geen sprake, zodat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidsweg is gemaximeerd tot een periode van vier jaar.
Bevestiging
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd.
Aanvullende overweging
Nu er sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling welke is ingegaan op 11 februari 2016 acht het hof het gewenst dat de reclassering voor de eventuele volgende verlengingszitting bij de rechtbank onderzoek doet naar de (on)mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege en dat daarover vóór die zitting wordt gerapporteerd.

Beslissing

Het hof:
Bevestigtde beslissing van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 20 september 2016 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[naam terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr. P. van Dijken en mr. J.S. van Duurling als raadsheren,
en dr. P.K.J. Ronhaar en drs. D.M.L. Versteijnen als raden,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis als griffier,
en op 23 februari 2017 in het openbaar uitgesproken.
Mr. Van Duurling en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.