Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
a) wordt bevolen om de grote grazers bij te voeren in de maanden
december 2016 tot en met april 2017 en in de maanden december tot en met april van
de daaropvolgende jaren, althans in de periode waarin volgens de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierengeneeskunde vastgestelde deskundige dan wel
door een door de voorzieningenrechter vastgestelde onafhankelijke deskundige sprake is
van voedseltekort in de Oostvaardersplassen, dit op straffe van verbeurte van een
dwangsom,
b) wordt bevolen om onmiddellijk, althans voor december 2016, voldoende adequate
beschutting en schuilmogelijkheden voor de grote grazers te creëren binnen de
Oostvaardersplassen, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom,
c) wordt veroordeeld om haar beleid per direct, althans op een redelijke termijn van
drie maanden, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, zodanig te
wijzigen dat het aantal grote grazers wordt teruggebracht naar een aanvaardbaar aantal
zodat dit in evenwicht is met de draagkracht van het terrein, dit door middel van het
verplaatsen van grote grazers naar een ander gebied of door afschot,
d) wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
vastgesteld door de Staatssecretaris van het Ministerie van LNV (productie 24 bij memorie van grieven),
- het Calamiteitenplan - bijvoeren in de Oostvaardersplassen uit 2005 (productie 5 bij inleidende dagvaarding),
1. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.
2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen kunnen worden veroorzaakt voor een Natura 2000-gebied, een bijzonder nationaal natuurgebied of voor in het wild levende dieren en planten:
Een ieder verleent een hulpbehoevend dier de nodige zorg.
De Flora- en faunawet biedt het kader voor de regels ter bescherming van dieren behorende tot in het wild levende diersoorten. Daarbij gaat het om de bescherming en de instandhouding van dergelijke diersoorten als zodanig. In het algemeen geldt ten aanzien van dieren in de natuur het «handen af principe». Een dier in de natuur heeft recht op een leven dat zo min mogelijk wordt verstoord door menselijke bemoeienis. Toch zijn er ook situaties denkbaar waarbij menselijke interventies niet ondenkbaar of zelfs wenselijk kunnen zijn. Dit ingrijpen van de mens moet dan wel zijn gestoeld op een bepaald belang. In de Flora- en faunawet is voor beschermde diersoorten geregeld op grond van welke belangen en op welke wijze interventies kunnen worden toegestaan.
Het wetsvoorstel is primair gericht op gehouden dieren. De regels die bij en krachtens dit voorstel worden gesteld, zijn dan ook alle terug te voeren op de volledige beschikkingsmacht van de mens, en de verantwoordelijkheid van de mens die dat met zich brengt. Desalniettemin bevat het wetsvoorstel bepalingen ter bescherming van het dierdie los staan van het houderschap(onderstreping hof)
”.
- essentiële voedingsstoffen (zoals mineralen) ontbreken of onbereikbaar zijn,
- er vanwege onvoorziene (uitzonderlijke) omstandigheden (bijvoorbeeld overstroming)
grote (massale) sterfte dreigt (een zogenaamde crash).
geadviseerdenorm van 90% afschot. Anders dan de Stichting Welzijn Dieren Oostvaardersplassen betoogt, volgt uit de door haar gepresenteerde tabel in randnummer 103 van de memorie van grieven dat alleen ten aanzien van de heckrunderen dit percentage niet wordt gehaald (68% afschot) terwijl dit bij de edelherten wel wordt gehaald (92 % afschot) en bij de konikpaarden (86% afschot) nagenoeg. Dit probleem is ook in december 2014 onderkend door de Beheeradviescommissie Oostvaardersplassen (kort gezegd: bij heckrunderen is het door middel van uiterlijk waarneembare lichaamskenmerken lastiger vast te stellen of zij moeten worden afgeschoten dan bij de konikpaarden en de edelherten). Zij heeft Staatsbosbeheer c.s. geadviseerd dagelijks op soortniveau te blijven monitoren en per soort de resultaten te blijven analyseren, zodat deze maatregelen eventueel kunnen leiden tot aanpassingen van het beheer op soortniveau (zie Beheeradviescommissie Oostvaardersplassen ICMO 2 in de Oostvaardersplassen, productie 18 bij memorie van grieven, p.16). Staatsbosbeheer c.s. heeft aangevoerd dat hij dat advies heeft opgevolgd. Vooralsnog ziet het hof geen aanleiding om op dat punt van schending van de zorgplicht uit te gaan.
Staatsbosbeheer c.s. met zijn beleid niet aan zijn zorgplicht voldoet, omdat hij onvoldoende beschutting en schuilmogelijkheden voor de grote grazers binnen de Oostvaardersplassen creëert alsmede dat die beschutting niet voldoende adequaat is. Hiermee heeft hij de adviezen van ICMO 2 - 500 ha extra beschutting tijdens de winter door openstelling gedeelte van het Hollands Hout en het creëren van ontsluiting naar het Horsterwold in de vorm van een Oostvaarderswissel - niet opgevolgd.
- in totaal is ca. 320 hectare beschuttingsgebied toegevoegd dat gedurende de
winterperiode beschutting biedt aan de dieren uit de Oostvaardersplassen,
- op korte termijn zal het Oostvaardersveld, circa 300 hectare, worden opengesteld voor de
edelherten,
- met de gemeente Lelystad vindt overleg plaats om te komen tot het openstellen van
300 hectare bosgebied in de Hollandse Hout voor de edelherten en er is al overeenstemming
bereikt over het onder bepaalde voorwaarden toelaten van edelherten in een deel van de Hollandse Hout.
dusinadequaat zijn, gelet ook op het betoog van Staatsbosbeheer c.s. waarom sommige dieren wel en andere dieren geen gebruik maken van de hen geboden beschuttingsmogelijkheden. Ten slotte weegt voor het hof zwaar dat de Beheeradviescommissie Oostvaardersplassen in haar advies (p. 21) heeft overwogen dat uitgaande van de door haar voorgestelde maatregelen (die volgens Staatsbosbeheer c.s. op grond van het bovenstaande hebben plaatsgevonden dan wel zullen plaatsvinden) het openstellen van de Oostvaarderswissel en de daarmee samenhangende ontsluiting van het Horsterwold momenteel niet noodzakelijk is, terwijl de Stichting Welzijn Dieren Oostvaardersplassen onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt waarom die openstelling thans wel noodzakelijk is.
inclusiefde dieren jonger dan één jaar, hetgeen volgens Staatsbosbeheer c.s., verwijzend naar productie 2 bij memorie van grieven (de aantallen dieren die op p. 30 van het verslag monitoring 2015/2016 worden genoemd), een groot verschil maakt, terwijl uit de grafiek op p. 29 van dit verslag volgt dat er een dalende tendens van het aantal grote grazers is. Verder wijst Staatsbosbeheer c.s. erop - zo overweegt het hof ten overvloede - dat het afschieten van grote aantallen gezonde dieren niet alleen op morele en praktische bezwaren stuit, maar ook op de wet vanwege het verbod om edelherten te doden (tenzij daarvoor ontheffing (door Gedeputeerde Staten) is verleend). Tenslotte voert Staatsbosbeheer c.s. aan dat de grote grazers als een belangrijk onderdeel worden gezien van het natuurlijk systeem van de Oostvaardersplassen. Het drastisch verminderen van het aantal grote grazers zou, anders dan in het kader van het vroeg reactief beheer, een significant verstorend effect kunnen hebben op de andere diersoorten (watervogels, eenden enz.) die daar leven.