ECLI:NL:GHARL:2017:3062
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- A. van Schuijlenburg
- M. de Witt
- A. Sekeris
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake beroepsgronden en verplichting officier van justitie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 23 april 2015 het beroep van de betrokkene tegen een beslissing van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie ongegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, stelde dat de officier van justitie de gelegenheid had moeten bieden om beroepsgronden in te dienen, omdat het beroepschrift geen gronden bevatte. De kantonrechter had echter overwogen dat de officier van justitie niet verplicht was om deze gelegenheid te bieden, wat de gemachtigde betwistte.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat de officier van justitie niet gehouden was om een termijn te geven voor het indienen van gronden, omdat de gemachtigde voldoende gelegenheid had gehad om dit te doen. De gemachtigde had bij het indienen van het beroep geen gronden opgegeven en had ook niet om een termijn verzocht. Het hof concludeerde dat de kantonrechter terecht had overwogen dat de officier van justitie niet verplicht was om de beroepsgronden in te dienen, en dat de beslissing van de kantonrechter dus bevestigd moest worden.
Daarnaast werd in de zaak de vraag behandeld of de maximumsnelheid ter plaatse 100 km per uur of 90 km per uur was. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximumsnelheid. Het hof oordeelde dat de ambtsedige verklaring van de verbalisant voldoende grondslag bood voor de vaststelling van de gedraging, en dat de betrokkene niet in het gelijk werd gesteld. Het verzoek om kostenvergoeding werd afgewezen.