Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
3.De vaststaande feiten
2 oktober 2013 een overeenkomst van onderaanneming gesloten. Het aangenomen werk bestond uit de levering en montage van de composiet gevel van het nieuwe stadhuis in Almelo. De aanneemsom bedroeg € 626.000,00 exclusief BTW.
“4. Te verrichten werkzaamhedenSpecificatie(…)Overeenkomst op basis van onderstaande definitie:(…)De algemene inkoopvoorwaarde van [bedrijf 2] zijn zonder uitsluitingen van toepassing aanvullend met uw algemene verkoopvoorwaarde. Daar waar afwijking van elkaar of tegenstrijdigheden zijn, Nederlands recht toe passen.(…)”
“8. Algemene VoorwaardenOp deze opdracht zijn tevens de Algemene Voorwaarden van [bedrijf 3] van toepassing, waarvan een exemplaar is bijgesloten. In geval van tegenstrijdigheid prevaleren de bepalingen van deze opdracht.
“Artikel 1 Definities
Naar aanleiding van het faillissement van de firma [Bedrijf Y] te [plaatsnaam] , waarbij wij verbintenis hadden voor de levering en montage van gevelelementen voor het project in aanbouw te Almelo hierbij een reactie verzoek.
Vandaag is er een bespreking met de bank geweest en dat heeft enkele openingen gecreëerd. Morgen zullen de gesprekken voortgaan. Ik kan nu niets inhoudelijks vertellen. (…)
Als de doorstart niet tot stand komt, is de curator onder voorbehoud van goedkeuring door de rechter-commissaris en de bank/pandhouder wel bereid om de mallen aan u te verkopen.”
Zoals beloofd en afgesproken even een update.
Uw voorstel in uw onderstaande mail is niet aanvaardbaar.
“Ten onrechte stelt u het volgende: “Recentelijk (d.d. 04-03-2013) hebben wij gezamenlijk kunnen constateren dat hierin ernstige tekortkomingen tot uiting zijn gekomen middels een faillissement”. De curator heeft helemaal niets gezamenlijk met u geconstateerd. U heeft mij op 7 maart per mail benaderd om in contact te treden over de afhandeling, overname of voortgang. Ik heb telefonisch contact met u gezocht en u gaf aan om dat er mallen klaar zouden liggen voor een project in aanbouw in Almelo. Ik heb u ervan op de hoogte gesteld dat de curator de mogelijkheden van een doorstart aan het onderzoeken was en heb u per mail van 12 maart 2014 aangegeven bereid te zijn (…) de betreffende mallen aan u te verkopen. (…) Per mail van 13 maart 2014 heeft u de opdracht teruggetrokken op basis van uw algemene voorwaarden. U deelde mede dat u de productie elders gaat plaatsen. (…) U heeft de curator derhalve helemaal geen gelegenheid gegeven om “overeengekomen zaken alsnog te corrigeren”.Vanwege uw terugtrekking/opzegging van de overeenkomst van aanneming, dan wel beëindiging van deze overeenkomst in onvoltooide staat, bent U gehouden de volledige aanneemsom aan curanda te betalen, vermeerderd met kosten die gemaakt zijn als gevolg van de niet-voltooiing en verminderd met de besparingen. U verkeert sinds 13 maart 2014 in verzuim jegens curanda (…).”
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering in het principaal hoger beroep
Deze bepalingen zijn niet strijdig met de algemene voorwaarden van [Bedrijf Y] , met name niet met het daarin opgenomen artikel 14 (hiervoor geciteerd in r.o. 3.6). Dat artikel heeft immers slechts betrekking op rechten en bevoegdheden van [Bedrijf Y] in een geval waarin een wederpartij van [Bedrijf Y] niet aan contractuele verplichtingen jegens [Bedrijf Y] voldoet, hetgeen in de onderhavige kwestie niet aan de orde is.”
Het hiervoor in r.o. 6.4. weergegeven artikel 19 van de algemene voorwaarden van de [bedrijf 1] is krachtens het vijfde lid van toepassing in het geval, waarin haar wederpartij (in dit geval [Bedrijf Y] ) in staat van faillissement wordt verklaard. Blijkens artikel 19 lid 1 heeft de [bedrijf 1] dan zonder voorbehoud het recht om een verstrekte opdracht zonder enige voorafgaande aanmaning of ingebrekestelling voor het geheel of voor een gedeelte te annuleren door middel van een enkele tot de wederpartij gerichte schriftelijke verklaring.”
Dit beding[lees artikel 19 lid 1 jo lid 4 van de algemene voorwaarden van de [bedrijf 1] , toevoeging advocaat van de curator]
niet in strijd is met de wet en met name ook niet met artikel 7:756 BW, dat een opdrachtgever de mogelijkheid biedt om te vorderen dat de rechter de overeenkomst te ontbinden wanneer het werk niet op tijd of niet behoorlijk zal worden opgeleverd.”
Voormeld artikel 19 van de algemene voorwaarden van de [bedrijf 1] bevat een in de praktijk regelmatig overeengekomen en toegepaste regel, die bij faillietverklaring van een onderaannemer onmiddellijke opzegging van de onderaanneming mogelijk maakt.”
Een faillerende onderaannemer kan daardoor zwaar worden getroffen, maar deze opzeggingsmogelijkheid kan door een hoofdaannemer slecht worden gemist, omdat deze zich bij een (plotseling) faillissement van zijn onderaannemer genoodzaakt kan zien om op korte termijn naar andere wegen te zoeken, teneinde alsnog te kunnen voldoen aan zijn contractuele verplichting jegens de opdrachtgever om het werk op tijd op te leveren.”
Dit beding[lees artikel 19 lid 1 jo lid 4 van de algemene voorwaarden van de [bedrijf 1] , toevoeging advocaat van de curator]
niet in strijd is met de wet en met name ook niet met artikel 7:756 BW, dat een opdrachtgever de mogelijkheid biedt om te vorderen dat de rechter de overeenkomst te ontbinden wanneer het werk niet op tijd of niet behoorlijk zal worden opgeleverd.”
De rechtbank kan in die mededelingen niet lezen dat de [bedrijf 1] daarmee heeft bedoeld om, in plaats van gebruikmaking van die annuleringsbevoegdheid, artikel 7:764 lid 1 BW toe te passen. Het beroep van de curator op die wetsbepaling kan dan ook niet afdoen aan die contractuele annuleringsbevoegdheid van de [bedrijf 1] .”
6.De slotsom in het principaal hoger beroep
€ 3.263,00(1 punt x tarief € 3.263,00)