Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Exact Dynamics B.V.
Stichting Siza, eerder genaamd: Stichting Siza Dorp Groep,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De nadere motivering van de beslissing in hoger beroep
Ook hier volgt het hof ED niet. Voor zover ED al een beroep heeft gedaan op het arbitraal vonnis, gaat zij er in haar laatste akte (in dat geval: ten onrechte) aan voorbij dat het een vonnis in kort geding betrof, dat vanwege het voorlopige karakter daarvan niets wijzigt aan de bestaande aanspraken.
Siza heeft in § 5.7 memorie van antwoord tegengesproken dat zij de 23 resterende ARMen heeft ‘afgeroepen’ en heeft daarbij toegelicht dat artikel 9 lid 2 van de distributieovereenkomst haar bevoegd maakt om lopende orders te annuleren nadat ED de samenwerking had opgezegd. Dit standpunt van Siza heeft het hof gevolgd.
Welke misvatting ED hiermee heeft bedoeld, is het hof niet duidelijk. Wat wel duidelijk is, is dat ED het tussenarrest ook hier niet goed weergeeft: in dat arrest is het verjaringsberoep niet gehonoreerd op basis van enige bewijslastverdeling, maar op de grond van het uitblijven van
tijdigverweer tegen de ingeroepen verjaring. De bevoegdheid van de rechter om op eindbeslissingen terug te komen is niet zo ruim, dat deze ook de gevolgen dáárvan ongedaan kan maken.
Binnen dit kader is voor een goed begrip nog het volgende van belang: ED heeft voor het eerst bij memorie van grieven d.d. 21 augustus 2012 verduidelijkt dat zij (ook) betaling vordert van onderhoudstermijnen over de jaren 2002 en 2003. Dit heeft aan Siza het beroep op verjaring ontlokt. Siza heeft daarmee aan haar stelplicht voldaan: in beginsel waren geldvorderingen die in 2003 of eerder opeisbaar werden, op 21 augustus 2012 verjaard. ED had zich bij memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep op stuiting kunnen beroepen, maar heeft dat nagelaten. Zonder een beroep op stuiting stond het het hof niet vrij om (derhalve: ‘ambtshalve’) te onderzoeken of een ingeroepen verjaring is gestuit: de burgerlijke rechter moet in dit opzicht lijdelijk zijn. Het had op de weg van ED gelegen om die stuiting uiterlijk bij memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep in te roepen. Stelplichten ter zake van stuiting van verjaring rusten immers in beginsel op degene die zich op de stuiting beroept.
Het honoreren van het verjaringsberoep berust dus evenmin op een vergissing.
Geurtzen/ Kampstaal), maar de vermelde wetsartikelen en het arrest hebben alle betrekking op de vernietigbaarheid van (in beginsel toepasselijke) algemene voorwaarden, terwijl het in de aangevallen passage van het tussenarrest gaat om de vraag of die toepasselijkheid hier is overeengekomen. Ook op dit punt in het tussenarrest heeft het hof zich niet vergist. Daarom bouwt het hof hieronder voort op de inhoud daarvan.
Volgens Siza blijkt uit de mailberichten niet van de gestelde afspraken en geldt de afspraak uit 2002/2003 niet voor de serie ARM’en die in 2006/2007 moesten worden geleverd.
Grief XII in het principaal hoger beroep slaagt.
3.De slotsom
in conventiede in de memorie van grieven onder c en d gevorderde verklaringen voor recht zullen worden gegeven en dat vordering 6 gedeeltelijk (zie rechtsoverweging 4.13.10: tot een bedrag in hoofdsom van € 264.165,32) zal worden toegewezen, met de wettelijke rente daarover vanaf acht dagen na betekening van het bestreden eindvonnis en vanaf 16 maart 2013 de wettelijke handelsrente, terwijl de vorderingen in conventie voor het overige ongegrond zijn. Hieronder zal het hof dienovereenkomstig beslissen.
Op grond van rechtsoverweging 2.5 van dit eindarrest zal in reconventie ook veroordeling 3.15 worden vernietigd.
principaal hoger beroepslaagt gedeeltelijk. Ter wille van de helderheid zal dat vonnis, voor zover het ter beoordeling in het principaal hoger beroep voorligt, in zijn geheel worden vernietigd en zullen de terecht uitgesproken veroordelingen worden herhaald.
incidenteel hoger beroepslaagt echter niet. De negende grief is weliswaar gegrond, maar daarbij gaat het om een verweer tegen een vordering die in eerste aanleg niet was toegewezen, zodat het niet leidt tot een andere beslissing dan in eerste aanleg al is gegeven. In het incidenteel hoger beroep zullen de bestreden vonnissen dan ook worden bekrachtigd. De in het incidenteel hoger beroep ingestelde reconventionele vordering van Siza tot terugbetaling van € 351.000 wegens teveel betaalde onderhoudskosten zal worden afgewezen en Siza zal als in het incidenteel hoger beroep in het ongelijk gestelde partij uitvoerbaar bij voorraad in de kosten van dat beroep worden veroordeeld. Deze kosten zullen worden begroot op € 5.710,25 voor salaris van de advocaat conform het liquidatietarief (½ x 3½ punt van tarief VI, dit laatste gelet op de geldvordering van € 351.000 in het incidenteel hoger beroep). Overeenkomstig de vordering daartoe van ED zullen de proceskosten worden vermeerderd met nasalaris en met wettelijke rente, zoals hieronder nader aangegeven.