ECLI:NL:GHARL:2017:2726

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 maart 2017
Publicatiedatum
30 maart 2017
Zaaknummer
200.197.064
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en nevenvoorzieningen met betrekking tot ouderschapsplan en alimentatie

In deze zaak gaat het om een echtscheiding tussen partijen, die op 23 mei 2009 met elkaar zijn gehuwd en samen een kind hebben. De vrouw heeft in eerste aanleg verzocht om de echtscheiding uit te spreken en een ouderschapsplan over te leggen, maar werd door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen ondertekend ouderschapsplan was overgelegd en beide partijen niet ter zitting verschenen. De vrouw heeft in hoger beroep de bestreden beschikking aangevochten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw verklaard dat zij en de man goede afspraken hebben gemaakt over de zorg voor hun kind en dat de man maandelijks kinderalimentatie betaalt. Het hof oordeelt dat een ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd, maar dat er wel afspraken zijn gemaakt over de zorg- en opvoedingstaken. Het hof verklaart de vrouw ontvankelijk in haar verzoek tot echtscheiding en de nevenverzoeken. De man heeft geen verweer gevoerd tegen de echtscheiding en de verzoeken van de vrouw, waardoor deze worden toegewezen. Het hof spreekt de echtscheiding uit, bepaalt de hoofdverblijfplaats van het kind bij de vrouw, verdeelt de zorg- en opvoedingstaken en legt de alimentatieverplichtingen vast. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van de beslissing omtrent de echtscheiding.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.197.064
(zaaknummer rechtbank Gelderland 294042)
beschikking van 30 maart 2017
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. S.C.M. Koerhuis te Zwolle,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 13 mei 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 12 augustus 2016.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 7 maart 2017 plaatsgevonden. De vrouw is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat.

3.De vaststaande feiten

3.1
Partijen zijn op 23 mei 2009 met elkaar gehuwd.
3.2
Partijen zijn de ouders van [kind] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] , verder te noemen: [kind] , over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 1 december 2015 heeft de rechtbank voor de duur van het geding [kind] toevertrouwd aan de vrouw, bepaald dat de man met ingang van 1 november 2015 in de kosten van levensonderhoud van de vrouw (verder ook te noemen: partneralimentatie) € 3.000,- aan de vrouw zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, bepaald dat de man met ingang van 1 november 2015 in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] (verder ook te noemen: kinderalimentatie) € 700,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over [kind] aldus vastgesteld dat hij een weekend per veertien dagen van donderdag 17.00 uur uit de kinderopvang tot maandagochtend naar de kinderopvang bij de man verblijft.
3.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 7 december 2015, heeft de vrouw verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
te bepalen dat [kind] de hoofdverblijfplaats bij haar heeft;
een contactregeling tussen [kind] en de man vast te stellen waarbij [kind] één weekend per veertien dagen van donderdagmiddag 17.00 uur uit de kinderopvang tot maandagochtend naar de kinderopvang bij de man verblijft, alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen;
te bepalen dat de man een bedrag van € 700,- per maand aan kinderalimentatie, telkens bij vooruitbetaling, aan haar, voldoet;
te bepalen dat de man een bedrag van € 3.000,- (het hof leest: per maand) aan partneralimentatie, telkens bij vooruitbetaling, aan haar voldoet;
de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden vast te stellen op een nader door haar aan te geven wijze.
Bij het verzoek is als productie 1 een voorstel voor het ouderschapsplan overgelegd.
Het onder f genoemde verzoek is door mr. Koerhuis ter mondelinge behandeling van de rechtbank ingetrokken.
3.5
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.

4.De omvang van het geschil

4.1
De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
te bepalen dat [kind] de hoofdverblijfplaats bij haar heeft;
een zorgregeling tussen [kind] en de man vast te stellen in die zin dat [kind] twee dagen per week bij de man verblijft alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen;
te bepalen dat de man € 700,- per maand kinderalimentatie, telkens bij vooruitbetaling, aan haar voldoet;
te bepalen dat de man € 3.000,- partneralimentatie, telkens bij vooruitbetaling, aan haar voldoet.
4.2
Ingevolge artikel 815 lid 2 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient een verzoekschrift tot echtscheiding een door beide echtgenoten ondertekend ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. Op grond van lid 3 van artikel 815 Rv worden in het ouderschapsplan in ieder geval afspraken opgenomen over:
a. de wijze waarop de echtgenoten de zorg- en opvoedingstaken verdelen of het recht en de verplichting tot omgang vormgeven;
b. de wijze waarop de echtgenoten elkaar informatie verschaffen en raadplegen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de minderjarige kinderen;
c. de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen.
Op grond van artikel 815 lid 6 Rv kan, indien het ouderschapsplan niet redelijkerwijs kan worden overgelegd, worden volstaan met overlegging van andere stukken of kan op andere wijze daarin worden voorzien, een en ander ter beoordeling van de rechter.
4.3
De rechtbank heeft de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek omdat de man en de vrouw niet ter mondelinge behandeling waren verschenen, er geen door beide partijen ondertekend ouderschapsplan was overgelegd en niet kon worden vastgesteld in hoeverre de man en de vrouw daadwerkelijk hadden geprobeerd in overleg tot een dergelijk ouderschapsplan te komen. De rechtbank heeft overwogen dat zij niet kan beoordelen in hoeverre van de man en de vrouw kan worden verwacht dat zij redelijkerwijze tot een ouderschapsplan kunnen komen, omdat zij niet met de ouders of in ieder geval met de vrouw heeft kunnen spreken over de voortzetting van het ouderschap na de echtscheiding.
4.4
De vrouw heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aan het hof medegedeeld dat zij regelmatig en goed contact heeft met de man, telefonisch, via WhatsApp of in persoon, dat zij en de man goede afspraken hebben gemaakt over de zorg voor [kind] , dat zij gezamenlijk met [kind] activiteiten ondernemen en dat de man maandelijks € 700,- aan kinderalimentatie betaalt. De vrouw heeft voorts medegedeeld dat de wens tot echtscheiding van haar komt, dat de man niet wil scheiden en dus ook geen formalisering van de huidige situatie wil, dat de man niet ter mondelinge behandeling wenst te verschijnen en dat de man haar onlangs wederom heeft medegedeeld dat hij de huidige situatie wil voortzetten en het ouderschapsplan niet wil tekenen.
Het hof is van oordeel dat in het onderhavige geval een ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd en dat in de in het ouderschapsplan op te nemen afspraken op andere wijze is voorzien. Uit het door de vrouw ter mondelinge behandeling naar voren gebrachte, hetgeen door de man niet is weersproken, is komen vast te staan dat de man en de vrouw afspraken hebben gemaakt over de wijze waarop zij de zorg- en opvoedingstaken verdelen en het recht tot omgang vorm geven, dat zij elkaar informeren en raadplegen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [kind] en dat zij afspraken hebben gemaakt over de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] .
Het hof acht de vrouw derhalve ontvankelijk in haar echtscheidingsverzoek en haar nevenverzoeken.
4.5
Nu de man niet betwist dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, is het verzoek tot echtscheiding voor toewijzing vatbaar.
4.6
De man voert geen verweer tegen het verzoek van de vrouw in hoger beroep tot bepaling van de hoofdverblijfplaats van [kind] bij de vrouw en het verzoek van de vrouw tot een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken waarbij [kind] twee dagen per week bij de man verblijft alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen. Het hof zal deze verzoeken daarom toewijzen.
4.7
De man voert evenmin verweer tegen de door de vrouw verzochte kinderalimentatie en de partneralimentatie. Ook die verzoeken zullen daarom worden toegewezen.
4.8
Het hof zal deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, behoudens ten aanzien van de beslissing omtrent de echtscheiding.

5.De slotsom

Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als hierna zal worden vermeld.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 13 mei 2016 en opnieuw beschikkende:
spreekt de echtscheiding tussen partijen uit;
bepaalt dat [kind] zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw heeft;
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de man en de vrouw aldus dat [kind] gedurende twee dagen per week bij de man verblijft alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen;
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] € 700,- per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud € 3.000,- per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking, met uitzondering van de beslissing omtrent de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, A. Smeeïng-van Hees en B.F. Keulen, bijgestaan door mr. M. Vodegel als griffier, en is op 30 maart 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.