In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland over een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM). De rechtbank had de naheffingsaanslag verminderd, maar de Inspecteur van de Belastingdienst had in hoger beroep de uitspraak van de rechtbank bestreden. De zaak betreft een auto van het merk Saab, type 9-3 Sport Estate, die vanuit Duitsland is overgebracht. De belanghebbende had aangifte gedaan voor de BPM en een bedrag van € 357 voldaan. De Inspecteur had een naheffingsaanslag opgelegd van € 1.904, die in bezwaar werd gehandhaafd. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en verminderde de naheffingsaanslag tot € 1.866. In hoger beroep werd de vraag aan de orde gesteld of de naheffingsaanslag, zoals verminderd door de rechtbank, terecht was opgelegd. Het Hof oordeelde dat de bewijslast met betrekking tot de waarde van de auto en de hoogte van de schade bij de Inspecteur ligt. Het Hof concludeerde dat de handelsinkoopwaarde van de auto, na aftrek van schade, € 6.364 bedraagt, wat resulteert in een verschuldigde BPM van € 1.513. De naheffingsaanslag werd verminderd tot € 1.156. Het Hof veroordeelde de Inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 1.485.