Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige dochter, [de minderjarige1]. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, betoogde dat de beëindiging van het gezag niet in het belang van haar dochter zou zijn. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij de belangen van [de minderjarige1] voorop stonden. De moeder had een instabiele thuissituatie gekend, met huiselijk geweld en andere problematiek, wat leidde tot de uithuisplaatsing van [de minderjarige1]. De raad voor de kinderbescherming had verzocht om beëindiging van het gezag, omdat de moeder niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van [de minderjarige1] te dragen. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks haar inspanningen, niet in staat was om een veilige en stabiele omgeving voor haar dochter te bieden. De belangen van [de minderjarige1] vereisten continuïteit en stabiliteit, wat niet kon worden gewaarborgd met de moeder als gezaghebbende. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van [de minderjarige1] in een professionele opvoedingsomgeving voorop stond. De moeder werd geprezen voor haar inzet en betrokkenheid, maar het hof oordeelde dat de voogdij bij de William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering moest blijven om de stabiliteit voor [de minderjarige1] te waarborgen.