Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
de moeder,
de GI.
de pleegouders.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder van [de minderjarige] heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Overijssel van 10 oktober 2016 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing werd verlengd. De moeder verzocht om de machtiging te vernietigen en opnieuw te beoordelen, met als doel een onderzoek naar de mogelijkheden van thuisplaatsing. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder ontvankelijk is in haar verzoek, maar oordeelt dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk blijft. Het hof heeft daarbij de kwetsbare ontwikkeling van [de minderjarige] en haar belast verleden in overweging genomen. De moeder heeft een instabiele relatie gehad met de vader van [de minderjarige], wat heeft geleid tot huiselijk geweld en een onveilige omgeving voor het kind. Het hof benadrukt dat het voortduren van de hechting in het pleeggezin van essentieel belang is voor de ontwikkeling van [de minderjarige].
Daarnaast heeft het hof de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, beoordeeld. Het hof oordeelt dat de beslissing van de GI om de bezoekregeling te wijzigen niet zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat de moeder niet vooraf is gehoord. De e-mail van de GI van 18 februari 2016, waarin de wijziging werd aangekondigd, voldoet niet aan de eisen van zorgvuldigheid en kan daarom niet in stand blijven. Het hof verklaart deze aanwijzing vervallen, maar wijst het verzoek van de moeder om een uitgebreidere omgangsregeling af.
De uiteindelijke beslissing van het hof is dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] wordt bekrachtigd, terwijl de schriftelijke aanwijzing van de GI wordt vernietigd. Het hof wijst het meer of anders verzochte af.