ECLI:NL:GHARL:2017:2396

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
22 maart 2017
Zaaknummer
WAHV 200.189.110
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
  • A. Anjewierden
  • M. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding in hoger beroep tegen beslissing kantonrechter

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, die op 19 februari 2016 een beroep van de betrokkene tegen een beslissing van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie gegrond verklaarde, maar het verzoek om proceskostenvergoeding afwees. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een behandeling ter zitting, evenals om vergoeding van kosten. Tijdens de zitting op 8 maart 2017 heeft de gemachtigde de afwijzing van de proceskostenvergoeding bestreden en aangevoerd dat het sanctiebedrag te hoog is, verwijzend naar eerdere uitspraken.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de kantonrechter ten onrechte de proceskostenvergoeding heeft afgewezen. Het hof heeft daarbij verwezen naar vaste jurisprudentie, waarin is bepaald dat het in beginsel niet redelijk is om proceskosten voor rekening van een betrokkene te laten blijven wanneer deze (deels) in het gelijk wordt gesteld. Het hof heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die een uitzondering op dit uitgangspunt rechtvaardigen. Daarom heeft het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigd en een proceskostenvergoeding toegekend.

De gemaakte kosten voor rechtsbijstand zijn forfaitair vastgesteld op basis van de verrichte proceshandelingen. Het hof heeft de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 744,- bedragen. Dit bedrag is opgebouwd uit een vergoeding voor het indienen van het beroepschrift en het bijwonen van de zitting, waarbij een wegingsfactor is toegepast vanwege de aard van de zaak. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter in zoverre vernietigd en de proceskostenvergoeding toegewezen.

Uitspraak

WAHV 200.189.110
22 maart 2017
CJIB 185183324
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland
van 19 februari 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
kantoorhoudende te [plaats] .
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal heeft een reactie gegeven op de nadere toelichting op het beroep.
De zaak is behandeld ter zitting van 8 maart 2017. Namens de betrokkene is diens gemachtigde verschenen.
Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. P. Belopavlovic.

Beoordeling

1. In hoger beroep bestrijdt de gemachtigde de afwijzing van het verzoek om een proceskostenvergoeding. Ter terechtzitting heeft de gemachtigde verder nog aangevoerd dat het sanctiebedrag te hoog is. De boetebedragen zijn de afgelopen jaren exorbitant verhoogd. Volgens de gemachtigde mag enkel een inflatiecorrectie plaatsvinden. Hij verwijst in dat verband naar een uitspraak van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland van 30 oktober 2015 (gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:RBGEL:2015:6950).
2. Het hof heeft bij arrest van 21 juni 2016 (gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2016:4986) geoordeeld dat andere factoren dan de consumentenprijsindex en de ernst van de gedraging aan een verhoging van de sanctiebedragen ten grondslag kunnen liggen. Met die uitspraak is de andersluidende beslissing van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland achterhaald geworden.
Het hof zal dit verweer van de gemachtigde dan ook verwerpen en daarbij volstaan met verwijzing naar voormeld arrest.
3. Artikel 13a, eerste lid, van de WAHV luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"De kantonrechter is bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank, en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De artikelen 7:15, tweede tot en met vierde lid, en 7:28, tweede, vierde en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing."
4. In de onderhavige zaak heeft de kantonrechter het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard.
5. Het is vaste jurisprudentie van het hof dat, hoewel de kantonrechter weliswaar een zekere beoordelingsruimte heeft bij de behandeling van een verzoek om een proceskostenvergoeding, het in beginsel niet redelijk is om proceskosten voor rekening van een betrokkene te laten blijven wanneer het aanvechten van een beslissing leidt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken van die beslissing. Als uitgangspunt heeft te gelden dat een verzoek om een proceskostenvergoeding wordt ingewilligd wanneer de betrokkene (deels) in het gelijk wordt gesteld door de kantonrechter.
6. In de onderhavige zaak is niet gebleken van omstandigheden die een uitzondering op voornoemd uitgangspunt rechtvaardigen. De kantonrechter heeft het verzoek om een proceskostenvergoeding ten onrechte afgewezen. Het hof zal de bestreden beslissing daarom in zoverre vernietigen en bepalen dat een proceskostenvergoeding wordt toegekend.
7. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde heeft de volgende proceshandeling verricht: het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter. Hieraan dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 496,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 248,- (= 1 x € 496,- x 0,5).
8. Nu de betrokkene in hoger beroep in het gelijk wordt gesteld, komt het verzoek om toekenning van een vergoeding voor de proceskosten gemaakt in hoger beroep eveneens voor vergoeding in aanmerking. De gemachtigde heeft in hoger beroep de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een hoger beroepschrift, het indienen van een nadere toelichting en het bijwonen van de zitting van het hof.
9. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor het indienen van de nadere toelichting, gelet op de inhoud daarvan, in dit geval niet kunnen worden beschouwd als kosten die de betrokkene
redelijkerwijsheeft moeten maken.
10. Het hof stelt vast dat de gemachtigde in zijn nadere toelichting op het beroep
d.d. 6 december 2016 feitelijk slechts de inhoud van het verweerschrift heeft onderschreven en zijn eerder gedane verzoeken heeft herhaald. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het indienen van de nadere toelichting in dit geval niet kan worden aangemerkt als een voor vergoeding in aanmerking komende proceshandeling. Het hof zal daarom volstaan met het toekennen van punten voor het indienen van het hoger beroepschrift en het bijwonen van de zitting van het hof.
11. Het hof past de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak is licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 496,- (2 x € 496,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter voor zover daarbij het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 744,- (248,- + 496,-), te betalen aan de gemachtigde door overboeking op bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [gemachtigde] te [plaats] .
Dit arrest is gewezen door mr. Anjewierden, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.