Uitspraak
[verzoeker] ,
Pipeline Refinery Services B.V.,
PRS,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [verzoeker], de statutair directeur van Pipeline Refinery Services B.V. (PRS), tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland. In eerste aanleg had [verzoeker] verzocht om vernietiging van zijn ontslag op staande voet en om betaling van zijn loon over de periode van 1 januari 2016 tot en met 22 januari 2016. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, omdat het ontslag rechtsgeldig was en er geen instemming van [verzoeker] nodig was voor de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst als bestuurder.
In hoger beroep heeft [verzoeker] zijn verzoek gewijzigd en verzocht om een billijke vergoeding op grond van artikel 7:682 lid 3 BW. PRS voerde aan dat het recht van [verzoeker] om deze vergoeding te verzoeken was vervallen, omdat hij dit verzoek pas na de vervaltermijn had ingediend. Het hof oordeelt dat het verzoek tot loonbetaling toewijsbaar is, omdat PRS zich niet kon beroepen op verrekening van het loon met een tegenvordering die door [verzoeker] gemotiveerd was betwist. Het hof wijst de loonvordering toe en compenseert de proceskosten.
Echter, het hof verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek om een billijke vergoeding, omdat hij niet binnen de vervaltermijn om deze vergoeding heeft verzocht. De beslissing van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd en PRS wordt veroordeeld tot betaling van het loon aan [verzoeker]. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.