2.2.Schuldvraag
Ter zitting heeft verdachte, evenals hij tegenover de politie had gedaan, verklaard dat hij zich niets meer kan herinneren van het ongeval.
De vraag die de rechtbank thans dient te beantwoorden, is of het ongeval aan de schuld van verdachte is te wijten.
Verschillende getuigen hebben verklaringen afgelegd die inhouden dat zij zagen dat de auto van verdachte op de verkeerde weghelft terecht kwam maar dat er geen ongeval corrigerende maatregelen werden genomen.
Zo verklaart de getuige [getuige 1] dat de Mercedes naar links ging en dat hij geen remlichten zag branden bij het voertuig. Ook zag de getuige niet dat er stuurcorrecties werden gemaakt. De getuige verklaart dat het voertuig zonder te slingeren of dat er werd geremd naar links dreef. De getuige [getuige 2] verklaart dat hem een auto was opgevallen door een groene kentekenplaat. Hij reed achter deze auto op de Jan J. Ludenlaan richting Malden. Op enig moment zag de getuige dat de auto naar de andere weghelft begon te glijden. Het viel de getuige op dat hij geen remlichten zag opgloeien.
De rechtbank merkt op dat verdachte tegenover de politie heeft verklaard dat hij in een auto reed met handelaarsplaten, zijnde groene kentekenplaten.
Ook de getuige [getuige 3] verklaart dat de auto straal rechtdoor reed en dat de auto niet werd gecorrigeerd.
In het dossier bevindt zich voorts een verklaring van de cardioloog van verdachte, gedateerd 11 juni 2104. In deze brief wordt beschreven welke conclusies de arts verbindt aan de uitkomst van de Reveal die verdachte na het ongeval bij zich heeft gedragen. De arts verklaart het volgende in deze brief:
“Een verricht echocardiogram toonde een onveranderde mild concentrisch linkerkamer hypertrofie met goede systolische functie. De rechterkamer is niet gedilateerd en toont een goede functie. Er is een matige aortaklepstenose en een milde mitralisklep-insufficiëntie alsmede een matige tricuspidalisklep-insufficiëntie
zonder aanwijzingen voor pulmonale hypertensie. Ter verdere evaluatie van de
oorzaak van de wegraking vond een cardiale MRI plaats waarbij een ruime
linkerkamer wordt gezien met een goede systolische functie. Er is een ruime
rechterkamer met een goede systolische functie, geen littekenvorming. Er is een
lage waarschijnlijkheid op kamertachycardieen. (…). Er werd overgegaan tot plaatsing voor een Reveal (event recorder) waarbij frequente perioden werden gezien met asystolie tot 4 seconden bij boezemfibrilleren. Gezien de voorgeschiedenis met rechterbundeltakblok alsmede anticusblok bij asystolieën bij boezemfibrilleren waarbij patiënt toch waarschijnlijk gecollabeerd is met dientengevolge een auto-ongeval waarbij de tegenligger helaas overleden is, werd overgegaan tot een VVIR pacemaker implantatie welke ongecompliceerd verlopen is. Gezien bovengenoemde ziekte geschiedenis is er zodoende zeer aannemelijke verklaring te weten collaps, als oorzaak van het auto-ongeval gediagnostiseerd.(…)”
De rechtbank begrijpt hieruit dat de cardioloog als mogelijke oorzaak voor het ongeval geeft dat verdachte buiten bewustzijn is geraakt (‘collaps’) als gevolg van een (kortdurend) hartinfarct. Weliswaar zijn dit bevindingen die de cardioloog achteraf heeft gedaan, maar de rechtbank heeft op grond van het schrijven van de cardioloog geen aanleiding te veronderstellen dat de situatie van verdachte in medisch opzicht anders was dan daarvoor. Deze mogelijke oorzaak wordt naar het oordeel van de rechtbank ondersteund door de hierboven weergegeven getuigenverklaringen. Bovendien verklaart de getuige [getuige 4] dat hij naar de bestuurder van de Mercedes (zijnde verdachte: conclusie rechtbank) heeft gekeken en dat hij nog weet dat hij geen oogcontact met de bestuurder kon krijgen. De getuige verklaart dat het hoofd van de bestuurder naar beneden gebogen was.
Voorts verklaren enkele getuigen dat verdachte na het ongeval klaagde over pijn aan zijn borst. Zo verklaart de getuige [getuige 3] dat de bestuurder van de Mercedes klaagde over pijn in zijn borst en daarbij over zijn borst wreef. Ook had de bestuurder van de Mercedes gevraagd wat er gebeurd was. De getuige [getuige 5] verklaart ook dat de bestuurder van de Mercedes pijn aan zijn borst had.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, aannemelijk is geworden dat verdachte als gevolg van bewustzijnsverlies ten gevolge van een (kortdurende) hartstilstand op de verkeerde weghelft terecht is gekomen, waarna de aanrijding met een dodelijk slachtoffer als gevolg, heeft plaatsgevonden.
Nu verdachte beschikte over een geldig rijbewijs, onder controle stond van een cardioloog, nooit eerder merkbare problemen had ondervonden van zijn hart en deze zich blijkens de informatie van de cardioloog (inderdaad) zonder evidente klachten kunnen voordoen, is de rechtbank van oordeel dat er aan de verdachte in strafrechtelijk opzicht geen verwijt kan worden gemaakt.
Het hof voegt de volgende overwegingen toe.
Het hof acht niet aannemelijk dat verdachte verzuimd heeft de hem in verband met zijn cardiale problemen voorgeschreven geneesmiddelen op de juiste tijdstippen te nemen. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn geneesmiddelen zoals gewoonlijk heeft ingenomen. Hij gebruikte die geneesmiddelen al vele jaren, terwijl hij de medicatie op een vaste manier dagelijks kreeg aangereikt. Het hof heeft geen aanleiding hieraan te twijfelen.
Uit de in hoger beroep uitgebrachte deskundigenrapporten blijkt dat van de aan verdachte voorgeschreven geneesmiddelen bij metoprolol, oxycodon en tramadol mogelijk sprake zou kunnen zijn geweest van beïnvloeding van de rijvaardigheid. Het is evenwel niet komen vast te staan dat verdachte heeft gereden gedurende de (overigens beperkte) periode waarin nog sprake zou kunnen zijn van beïnvloeding van de rijvaardigheid. Dat geldt ook voor het middel oxycodon dat verdachte slechts enkele dagen heeft gebruikt.
Verder houdt het rapport in dat indien de medicatie ten tijde van het voorval op 10 maart 2016 reeds langere tijd werd gebruikt en er geen bijwerkingen zijn opgetreden, volgens de richtlijnen geen negatief rijadvies te gelden heeft. Van bijwerkingen is het hof niet gebleken.
Voorts merkt het hof naar aanleiding van het rapport van dr. B.E. Smink d.d. 9 juni 2016 op dat niet is gebleken dat sprake is van een aandoening waarvoor de medicatie die is voorgeschreven een reden kan zijn om niet te mogen autorijden.
Het rapport van dr. B.F.L. Oude Grotebevelsborg d.d. 18 juli 2016 houdt ter beantwoording van de ingediende vragen samengevat het volgende in:
Uit de beschikbare medische gegevens volgt niet dat aan verdachte is medegedeeld dat een aantal van de voorgeschreven medicijnen de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden. Gelet op de cardiale klachten die verdachte al sinds 2001 had is, uitgaande van de CBR-richtlijnen, vereist dat in geval van geleidingsproblematiek – zoals aan de orde bij verdachte – een specialistisch rapport wordt opgemaakt met betrekking tot de rijvaardigheid. Van een dergelijk rapport is niet gebleken. Voorts blijkt uit het medische dossier van verdachte niet dat er omstandigheden waren die erop duiden dat van tevoren bekend was dat verdachte een collaps zou kunnen krijgen.
Verdachte heeft bevestigd dat geen specialistisch rapport is opgemaakt. Hij hof acht aannemelijk dat hij over deze eis niet geïnformeerd was. Het hof acht eveneens aannemelijk dat er geen omstandigheden waren die erop duiden dat van tevoren bekend was dat verdachte een collaps zou kunnen krijgen.
De advocaat-generaal heeft betoogd dat het onderhavige geval behoort tot die gevallen waarin het geheugenverlies bij verdachte na het ongeval te verklaren is door de impact van het ongeval zodat – naar het hof begrijpt – het geheugenverlies geen aanwijzing oplevert voor een onbewustheid als gevolg van een collaps. Dit gevolg kan tevens zijn ingetreden doordat verdachte ‘op de automatische piloot’ heeft gereden in omstandigheden waarin dat minder voor de hand ligt, aldus de advocaat-generaal.
Het hof acht evenwel niet aannemelijk dat uit de omstandigheid dat verdachte over een korte periode geen herinnering heeft gehad in dit geval dient te worden afgeleid dat er geen sprake is of kan zijn van een ‘black-out’ in de vorm van verontschuldigbare onmacht. Het hof acht niet aannemelijk dat verdachte op de door de advocaat-generaal bedoelde wijze heeft gereden. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat blijkens verklaringen van enkele getuigen verdachte zeer korte tijd tevoren voor het rode stoplicht was gestopt en bij groen licht was opgetrokken. Dat duidt erop dat verdachte voldoende alert was. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat verdachte – die ten tijde van het ongeval 64 jaar was – over een zeer ruime ervaring als automobilist en als chauffeur voor zakelijke ritten als de onderhavige beschikte en dat hij geen enkele documentatie heeft, ook niet op verkeersgebied.
De advocaat-generaal heeft voorts – kort gezegd – betoogd dat uit de omstandigheid dat verdachte niet eerder klachten als waarvan in dit geval sprake is heeft gehad blijkt dat geen sprake is geweest van een periode van bewustzijnsverlies. Het hof kan op grond van die omstandigheid evenwel niet buiten redelijke twijfel uitsluiten dat het om een eenmalige klacht of bewustzijnsverlies gaat welke veroorzaakt is door een tijdelijk cardiaal gebrek.
Het hof acht op grond van het voorafgaande voldoende aanknopingspunten aanwezig voor de vaststelling dat het niet anders kan zijn dan dat het handelen van verdachte een medische oorzaak heeft, bestaande in een kortdurend gebrek dat met de cardiale functie van verdachte van doen heeft, terwijl verdachte van het veroorzaken van het ongeval geen verwijt kan worden gemaakt, zodat hij niet wist, noch redelijkerwijs kon en behoorde of behoefde te weten of te voorzien dat dat gebrek zich zou voordoen. Anders dan de advocaat-generaal komt het hof daarmee tot de conclusie dat sprake is van de in het eerder vermelde arrest van de Hoge Raad vermelde situatie dat verdachte ten tijde van het ongeval in verontschuldigbare onmacht verkeerde, zodat van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW niet kan worden gesproken. Ook indien – zoals door de advocaat-generaal is betoogd – de pijn aan de borst waarover de getuigen [getuige 3] en [getuige 5] hebben verklaard geen cardiologische oorzaak had, maar het gevolg kan zijn geweest van het aanspannen van de autogordel, maakt dit het oordeel van het hof niet anders.
Oordeel hof met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks10 maart 2014 te Malden, gemeente Heumen, als bestuurder
van een motorrijtuig (personenauto, merk Mercedes), daarmede heeft gereden in
de richting Malden op de weg, Jan J. Ludenlaan en/ofgekomen nabij het viaduct
over de Looistraat aldaar vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (Jan. J. Ludenlaan)naar links heeft gestuurd en/ofnaar links is gegaan en/ofin strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990een doorgetrokken streep, die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevond, heeft overschreden en/ofzich met voormeld motorrijtuig (personenauto, merk Mercedes) links van die doorgetrokken streep, -welke streep op die weg (Jan J. Ludenlaan) was aangebracht tussen de rijstroken met verkeer in beide richtingen-, heeft bevonden en/ofin strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/ofop het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte/rijstrook van die weg (Jan J. Ludenlaan)is gebotst, in elk geval inaanrijding is gekomen met een op dat voor het tegemoetkomend verkeer rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk Citroën) en/of
heeft de bestuurder (het slachtoffer [slachtoffer] ) van een achter laatstgenoemd
motorrijtuig (personenauto, merk Citroën) rijdend ander motorrijtuig
(motorfiets) hard geremd, ten einde een aanrijding met dat door hem, verdachte
bestuurde motorrijtuig (personenauto, merk Mercedes) te voorkomen, waardoor of
waarbij die bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is
gekomen en/ofis/zijndat andere motorrijtuig (motorfiets) en/ofde bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) tegen/met dat, door verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto, merk Mercedes) gegleden en/ofin aanrijding
gekomen en/ofis verdachte met dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto, merk Mercedes) tegen de gezien zijn, verdachtes rijrichting links van die weg
aangebrachte vangrail tot stilstand is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,althans kon worden veroorzaakt,en/ofhet verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Het hof heeft hierboven overwogen dat er voldoende aanknopingspunten aanwezig voor de vaststelling dat het niet anders kan zijn dan dat het handelen van verdachte een medische oorzaak heeft, bestaande in een kortdurend gebrek dat met de cardiale functie van verdachte van doen heeft, terwijl verdachte van het veroorzaken van het ongeval geen verwijt kan worden gemaakt, zodat hij niet wist, noch redelijkerwijs kon en behoorde of behoefde te weten of te voorzien dat dat gebrek zich zou voordoen en dat sprake is van de in het eerder vermelde arrest van de Hoge Raad vermelde situatie dat verdachte ten tijde van het ongeval in verontschuldigbare onmacht verkeerde. Dat betekent dat verdachte ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde net strafbaar is en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.