In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2007 en 2009 was opgelegd. De belanghebbende had een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 188.468 en € 161.026, met daarbij heffingsrente van € 18.364 en € 7.478. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard. Tijdens de procedure is echter komen vast te staan dat de belanghebbende in september 2015 is overleden en dat zijn erfgenamen de nalatenschap hebben verworpen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het belang aan het hoger beroep is komen te ontvallen, waardoor het hof het hoger beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. De uitspraak is gedaan door de eerste meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 januari 2017. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.