Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[bedrijf],
1.Het geding in hoger beroep
2.De nadere beoordeling van het geschil in hoger beroep
Het gaat om één pand, één bedrijfsruimte. Met betrekking tot [nummer] geldt geen afzonderlijke overeenkomst. Partijen zijn in 2011 met elkaar overeengekomen dat [appellant] de gehele winkelruimte [nummer] , [nummer 2] ) huurt. Volgens [appellant] heeft [geïntimeerde] hem voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst terloops gezegd dat hij een deel (van het winkelpand) had verkocht, waarbij [geïntimeerde] hem globaal de ruimte van [nummer] aanwees, en dat [geïntimeerde] daarbij zei: ‘dat krijg je er gewoon bij’, ‘dit kun je gewoon gebruiken’ (§ 7 conclusie van antwoord), en/of woorden van die strekking.
[appellant] ’s gebruiksrecht en/of de rechtsgrond daarvan kan/kunnen niet enkel doordat [geïntimeerde] later alsnog de eigenaar van [nummer] is geworden zijn veranderd in huurrechten. In zoverre falen de grieven in het principaal hoger beroep.
for the time being’, waarmee partijen volgens [geïntimeerde] hebben bedoeld dat de overeenkomst zou kunnen worden beëindigd zodra de eigenaar dat wilde. [appellant] heeft dit tegengesproken.
Daargelaten of [geïntimeerde] hier een overeenkomst voor bepaalde duur heeft bedoeld, dan wel een in de overeenkomst voorziene opzeggingsmogelijkheid, verwerpt het hof zijn beroep daarop. [geïntimeerde] heeft in zijn processtukken met name niet voldoende feitelijk onderbouwd op grond van welke verklaring(en) en/of (andere) feiten en omstandigheden [appellant] bij het aangaan van de overeenkomsten redelijkerwijze moest begrijpen dat het gebruiksrecht van [nummer] op ieder moment door de eigenaar kon worden beëindigd. De door [geïntimeerde] als producties 7 en 8 bij conclusie van repliek overgelegde verklaringen van [geïntimeerde] ’s zoon en dochter mogen niet tot de onderbouwing van [geïntimeerde] ’s stellingen worden gerekend, nu [geïntimeerde] niet voldoende duidelijk in zijn processtukken heeft gewezen op de feiten en omstandigheden die volgens die verklaringen vóór het sluiten van de onderhavige overeenkomst zijn voorgevallen, te minder nu de verklaringen hoofdzakelijk gaan over de vraag of [nummer] werd verhuurd, dan wel anderszins in gebruik gegeven.
Gelet op het voorgaande zal het hof ervan uitgaan dat het gebruiksrecht ter zake van [nummer] voor onbepaalde tijd gold en dat daarvoor geen opzeggingsregeling gold.
Het hof kent al met al slechts gewicht van betekenis toe aan het belang van [geïntimeerde] om vrij over zijn eigendom te kunnen beschikken.
3.De slotsom
in het principaal hoger beroep:
€ 2.631,75
in het incidenteel hoger beroep:
€ 1.117,50(½ x 2½ punt, liquidatietarief II).
4.De beslissing
in het principaal hoger beroep:
in het incidenteel hoger beroep: