Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
te vernietigen het vonnis d.d. 3 oktober 2012 alsmede het herstelvonnis d.d, 5 december 2012 van de Rechtbank te Groningen, sector kanton, locatie Groningen, tussen partijen gewezen onder zaak-/rolnummer 536051 / CV EXPL 12-1874, en, uitvoerbaar bij voorraad, opnieuw rechtdoende:
I. de door appellant ingestelde vorderingen alsnog volledig toe te wijzen;
II. met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties.
3.De vaststaande feiten
“H.o. [geïntimeerde] sommeert een betaling binnen 5 dagen van het factuurbedrag zoals is opgegeven door Autobedrijf Pouls te [C] . Voor de tijd dat de heer [appellant] in gebreke blijft wordt door H.o. [geïntimeerde] het retentierecht (Burgerlijk Wetboek Boek 3, afdeling 4, artikel 290-3) toegepast m.b.t. de Toyota Tundra, kenteken [00-YYY-0] .”In de brief is geen factuurbedrag genoemd, noch is een factuur bijgevoegd.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
De gevorderde immateriële schadevergoeding als gevolg van vrijheidsberoving is door de kantonrechter tot een bedrag van € 1.000,- toegewezen. Verder heeft de kantonrechter de buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 450,- toegewezen en heeft hij de proceskosten gecompenseerd.
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
grief II en IIIheeft [appellant] aangevoerd dat zijn beroep op een garantie en op non-conformiteit ten onrechte is afgewezen. Ook zijn stelling dat hij geen opdracht had gegeven tot een reparatie (door Pouls) is volgens hem ten onrechte gepasseerd, zodat de kosten daarvoor ten onrechte voor zijn rekening zijn gelaten. Daarnaast beriep [geïntimeerde] zich volgens [appellant] ten onrechte op een retentierecht. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
[appellant] betoogt dat dit het geval is en voert daartoe aan dat het probleem zich meermalen heeft geopenbaard en door [geïntimeerde] nimmer adequaat is verholpen. Hij heeft zich binnen de garantietermijn bij [geïntimeerde] gemeld met een door de boordcomputer gesignaleerd probleem dat is geduid als “misfire op cilinder 8”.
heeft gemotiveerd betwist dat van deze storingscode tijdens de garantietermijn sprake was. Hij heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep aangevoerd dat het technisch onmogelijk is dat al die jaren sprake was van een lekkende koppakking omdat het peil van de koelvloeistof en olietemperatuur dan zou zijn gestegen, terwijl [appellant] , aldus [geïntimeerde] , meerdere malen heeft verklaard nooit koelvloeistof te hebben bijgevuld.
“na de reparatie geen misfires meer hebben plaatsgevonden, hetgeen impliceert dat de breuk althans het lek in de achtste cilinder de problemen in het verleden telkens heeft veroorzaakt en dus ook reeds vanaf levering althans in de garantieperiode aanwezig was”mist in het licht van de gemotiveerde weerspreking daarvan door [geïntimeerde] een toereikende onderbouwing. Ook het niet nader onderbouwde betoog dat een haarscheurtje dichtgedrukt kan zijn waardoor er wel een storingsmelding was maar met de auto zonder problemen kon worden gereden, volstaat daartoe niet. Daar komt bij dat [appellant] de opmerkingen van [geïntimeerde] over de koelvloeistof en het niet bijvullen daarvan niet heeft weersproken.
Dit leidt ertoe dat [appellant] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan zodat een defect dat zich binnen de garantietermijn voordeed niet in rechte is komen vast te staan. Aan het bewijsaanbod dat de code misfire op cilinder 8 zich tijdens de garantietermijn heeft voorgedaan, gaat het hof voorbij. Ook als zou komen vast te staan dat de code misfire cilinder 8 zich in het eerste jaar na aankoop al voordeed, dan is het causaal verband met de reparatie in 2011 daarmee nog niet gegeven. Door [appellant] is niet gemotiveerd onderbouwd dat deze code enkel en alleen kan duiden op het defect dat in 2011 is gerepareerd. Het verzoek van [appellant] om aan [geïntimeerde] op te dragen alle stukken met betrekking tot de reparaties in de garantietermijn in het geding te brengen behoeft daarom geen bespreking. Deze stukken kunnen gelet op het voorgaande immers niet leiden tot een ander oordeel.
heeft zich op het standpunt gesteld dat hij door het incident immateriële schade heeft geleden ten bedrage van € 2.800,-, hetgeen hij onder meer heeft onderbouwd met verklaringen van zijn huisarts en een psycholoog. Zowel de huisarts als de psycholoog verklaren dat [appellant] een posttraumatische stressstoornis heeft ontwikkeld ten gevolge van de gijzeling/vrijheidsberoving. Daarnaast heeft [appellant] aangevoerd dat hij anti-depressiva met negatieve bijwerkingen diende te gebruiken, dat hij gedurende een langdurige periode ernstige slaapproblemen heeft gehad, dat hij gedurende twee jaren niet of nauwelijks in staat is geweest zijn werkzaamheden te verrichten, dat hij een EMDR-behandeling voor een angststoornis ondergaat, dat hij suïcidale neigingen heeft gehad en dat hij een tijd lang een ambulante behandeling van het crisiscentrum van Lentis heeft ondergaan.