In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de benoeming van een mentor voor een betrokkene die lijdt aan gevorderde dementie. De echtgenote van de betrokkene, verzoekster in hoger beroep, heeft de kantonrechter verzocht om het mentorschap op te heffen en haarzelf of haar broer als mentor aan te stellen. De dochter van de betrokkene heeft het hof verzocht om de bestreden beschikking van de kantonrechter te bekrachtigen. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 4 juli 2016, bekrachtigd, waarbij de heer [de mentor] als onafhankelijke derde tot mentor is benoemd. Het hof oordeelt dat, hoewel de echtgenote bij voorkeur als mentor benoemd zou moeten worden, er gegronde redenen zijn om van deze wettelijke voorkeur af te wijken. De complexe familieverhoudingen en het gebrek aan communicatie tussen de echtgenote, dochter en zoon van de betrokkene maken het noodzakelijk dat een onafhankelijke derde de belangen van de betrokkene behartigt. Het hof concludeert dat de benoeming van de heer [de mentor] als mentor in het belang van de betrokkene is, en dat de belangen van de betrokkene op goede wijze worden behartigd. De beslissing van het hof is genomen op 2 maart 2017 en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.