De vader stelt in de toelichting op zijn grieven het volgende.
In zijn eerste grief stelt de vader dat aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt, nu [kind] ten tijde van de indiening van het inleidende verzoek van de ouders op 8 april 2015 tot het gezamenlijk uitoefenen van het gezag over [kind] nog zijn gewone verblijfplaats in Nederland had. Volgens de vader dient voormeld verzoek als het inleidende verzoek te gelden, althans het verzoek van 20 mei 2015, waarin eerdergenoemd verzoek is herhaald en in kopie nogmaals aan de rechtbank is toegezonden, nadat de rechtbank zich op het standpunt had gesteld dat zij het verzoek van 8 april 2015 niet zou hebben ontvangen. De vader ziet het verzoek van 4 december 2015 niet als zijn inleidende verzoek, maar slechts als wijziging van het verzoek van 8 april 2015, althans van 20 mei 2015; de vader heeft in het verzoek van 8 april 2015 immers de gronden voor het verzoek uiteengezet en de rechtbank had nog niet op het verzoek van 8 april 2015, althans van 20 mei 2015, beslist. In april 2015 had [kind] zijn gewone verblijfplaats nog in Nederland. De moeder is feitelijk op of omstreeks 12 mei 2015 met [kind] naar Curaçao vertrokken, maar heeft zich vanwege dit vertrek eerst op 18 augustus 2015 laten uitschrijven in Nederland.
Verder stelt de vader dat niet de moeder, maar de ouders gezamenlijk tot aan het vertrek naar Curaçao de primaire opvoeders van [kind] waren en dat de moeder aanvankelijk niet voornemens was zich met [kind] aldaar blijvend te vestigen, zoals blijkt uit de door de vader overgelegde e-mailwisseling tussen partijen en uit de omstandigheid dat de moeder zich pas op 18 augustus 2015 heeft uitgeschreven.
Mocht het hof van oordeel zijn dat als de datum van het inleidende verzoek 20 mei 2015 of 7 december 2015 (de dag waarop volgens de bestreden beschikking het verzoekschrift ter griffie van de rechtbank is ingekomen) heeft te gelden, dan had [kind], zo stelt de vader in de toelichting op zijn beide grieven, ook toen nog steeds zijn gewone verblijfplaats in Nederland. Hij heeft namelijk nauwere banden met Nederland dan met Curaçao. [kind] is in Nederland geboren en heeft zijn hele leven in Nederland gewoond. Hij ging in Nederland naar school en is volgens de Nederlandse normen en waarden opgevoed. Hij heeft de Nederlandse nationaliteit en spreekt slechts de Nederlandse taal. Op Curaçao kende hij niemand; zijn familie en vrienden wonen in Nederland. De vader woont in Nederland, evenals familie van de moeder, onder wie de grootmoeder van [kind] van moederszijde, bij wie [kind] eenmaal per maand een weekend logeerde en met wie hij een goede band heeft. Op Curaçao woont slechts een tante van de moeder. De moeder is weliswaar geboren op Curaçao, maar heeft ruim veertien jaar in Nederland gewoond en is in die periode niet meer op Curaçao geweest. De moeder heeft in Nederland een opleiding gevolgd en daar ook gewerkt en heeft op Curaçao geen basis.
De vader acht de omstandigheden rondom het vertrek van de moeder buitengewoon onduidelijk. Hij is niet gekend in de verhuisplannen van de moeder, hoewel hij iedere dag contact had met [kind] en het contact met de moeder goed liep. Naar hem achteraf is gebleken had de moeder een partner uit Curaçao en is zij naar hem vertrokken. Zij is vermoedelijk ook vertrokken om schuldeisers in Nederland te ontlopen. De vader wijst erop dat de moeder zelfs de huur niet heeft opgezegd, waaruit volgens hem ook volgt dat zij overhaast is vertrokken.
Naar de vader ter mondelinge behandeling in hoger beroep heeft verklaard, heeft hij belcontact met [kind], wanneer [kind] eenmaal per twee weken bij de tante van de moeder verblijft. De desbetreffende tante verblijft echter sinds kort in Nederland en blijft hier tot april 2017, zodat de vader op dit moment geen contact meer heeft met [kind]. Volgens de vader gaat [kind] op Curaçao naar school, maar gaat het niet goed met hem. [kind] zou de vader hebben verteld terug te willen komen naar Nederland zodra hij de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt. De laatste informatie van de vader is dat de moeder en [kind] bij de partner van de moeder wonen, door wie de moeder wordt mishandeld. De vader is niet exact op de hoogte van de situatie op Curaçao, maar weet wel dat de moeder op Curaçao nauwelijks netwerk heeft. Hij verwacht niet dat de moeder binnenkort terugkomt naar Nederland, omdat zij hier geen woonruimte en middelen van bestaan meer heeft.