Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
heffingsambtenaarvan het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn (hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de belanghebbenden [X] en [Y] tegen een uitspraak van de Rechtbank Overijssel. De heffingsambtenaar had bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan [X] vastgesteld op € 185.000 per 1 januari 2014. De heffingsambtenaar verklaarde [X] niet-ontvankelijk in zijn bezwaar en handhaafde de waardebeschikking. De belanghebbenden gingen in beroep, maar de Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Hierop hebben zij hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens de zitting op 19 januari 2017 werd vastgesteld dat de heffingsambtenaar geen uitspraak had gedaan op het bezwaar van [Y], terwijl beide belanghebbenden gezamenlijk bezwaar hadden gemaakt. Het Hof oordeelde dat de Rechtbank ten onrechte had geoordeeld over de bezwaren van beide belanghebbenden in één uitspraak, aangezien de heffingsambtenaar niet op het bezwaar van [Y] had beslist. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en wees de zaak terug voor verdere behandeling.
Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar de proceskosten van de belanghebbenden moest vergoeden, vastgesteld op € 990, en dat het betaalde griffierecht van € 124 ook vergoed moest worden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 februari 2017.