Uitspraak
[appellant],
De Hardenberg,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
€ 1.424,58 per maand en uit het voorschot op de vergoeding voor door of vanwege de verhuurder verzorgde bijkomende leveringen en diensten met de daarover verschuldigde BTW van € 437,13 per maand, derhalve in totaal € 1.861,71 per maand. De bijkomende leveringen en diensten worden in de overeenkomst omschreven. Het betreft onder meer leveringen van gas, water en elektra, schoonmaakkosten van algemene ruimten en toiletten, kosten van het gebruik van personeelsfaciliteiten, diverse onderhoudskosten en gemeentelijke heffingen, te vermeerderen met administratiekosten. Op de huurovereenkomst zijn de “algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW” van toepassing verklaard.
afgesproken wordt de nieuwe huurovereenkomst in te laten gaan nadat de verhuizingis voltooid, bij voorkeur per l februari 2012 (...) "
“Hieronder volgt de bevestiging van de op 14 februari gemaakte afspraken.
1 februari 2022 zijn.
(…)
4.8 Per betaalperiode van één kalendermaand(en) bedraagt bij aanvang van de huurovereenkomst:
31 augustus 2015, althans dat een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen, die per maand kan worden opgezegd.
"Partijen zijn overeengekomen dat [appellant] een andere ruimte ging huren (Unit P en medehuur van Unit Q en de fietsenstalling en 1 parkeerplaats) en tevens een andere huurprijs (€ 2.373,00 per maand) zou betalen. De kantonrechter stelt vast dat partijen ook uitvoering hebben gegeven aan deze afspraken. [appellant] heeft per 1 februari 2012 de andere ruimte betrokken en is de nieuwe huurprijs gaan betalen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat nu partijen over genoemde punten overeenstemming hebben bereikt, er in zoverre een nieuwe huurovereenkomst tot stand is gekomen.(…)
De Hardenberg [appellant] tot betaling aangemaand van een bedrag van € 5.999,56 wegens onbetaald gelaten servicekosten.
€ 2.373,- per maand, zonder dat daarbij een splitsing is gemaakt tussen een
3.De procedure in eerste aanleg
€ 1.017,44 en € 4.976,25 betreffende, kort gezegd, de afrekening van de leveringen en diensten over het jaar 2011 en de jaren 2012 tot en met 2014, voor wat betreft de laatstgenoemde jaren subsidiair op basis van ongerechtvaardigde verrijking. Daarnaast heeft De Hardenberg gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de door De Hardenberg te verzorgen leveringen en diensten met ingang van 1 februari 2012. Aan deze vordering heeft zij primair ten grondslag gelegd dat partijen overeenstemming hebben bereikt over een aanvangshuurprijs, die is opgebouwd uit een kale huurprijs en een voorschot op de servicekosten. Subsidiair heeft zij zich beroepen op ongerechtvaardigde verrijking en meer subsidiair op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid.
4.De bespreking van de grieven
17 december 2013, dat gezag van gewijsde heeft - van dient te worden uitgegaan dat er een (niet schriftelijk vastgelegde) huurovereenkomst tussen partijen geldt met als inhoud dat [appellant] gedurende een periode van 10 jaar ruimte huurt van De Hardenberg in het Gezondheidscentrum tegen een huurprijs van € 2.373,- per maand. Er kan niet van worden uitgegaan dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de in de concept- huurovereenkomst opgenomen bepalingen. Het gezag van gewijsde van genoemd vonnis staat er niet aan in de weg dat de in het vonnis weergegeven (mondelinge) overeenkomst wordt uitgelegd. De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis het begrip "huurprijs" uitgelegd als kale huurprijs vermeerderd met het (te verrekenen) voorschot op de te leveren diensten. [appellant] komt, zo volgt uit zijn toelichting, niet op tegen een uitleg van het begrip "huurprijs" uit de - summiere - huurovereenkomst. Volgens hem dient dat begrip echter te worden uitgelegd als kale huurprijs vermeerderd met servicekosten.
- in de oorspronkelijke overeenkomst tussen partijen was het maandelijks door [appellant] te betalen bedrag samengesteld uit een vergoeding voor het gebruik van de ruimten en uit een, te verrekenen, voorschot op servicekosten;
- gesteld noch gebleken is dat [appellant] zich heeft verzet tegen dit systeem en in het kader van de onderhandelingen over een nieuwe huurovereenkomst te kennen heeft gegeven te opteren voor een systeem van een vaste maandelijkse vergoeding voor leveringen en diensten;
- in de concept-huurovereenkomst wordt ook uitgegaan van een systeem van een te verrekenen maandelijks voorschot;
- gesteld noch gebleken is dat [appellant] op dit punt bezwaar heeft gemaakt tegen of kanttekeningen heeft geplaatst bij de concept-overeenkomst. Het hof stelt vast dat in het hiervoor in r.o. 2.12 aangehaalde e-mailbericht van [appellant] , waarin wordt gereageerd op het concept, het onderwerp niet wordt genoemd;
- het systeem van een maandelijks voorschot op en een eindafrekening van de servicekosten is, zoals volgt uit de modelovereenkomst van de ROZ, een gebruikelijk systeem. Het is ook een voor de hand liggend systeem, omdat het ertoe leidt dat de ten behoeve van een huurder gemaakte kosten daadwerkelijk door de huurder worden voldaan;
- partijen zijn een maandelijks te betalen bedrag van € 2.373,- overeengekomen en ze zijn het erover eens dat dit bedrag ook de servicekosten betreft. In de concept-huurovereenkomst is het bedrag van € 2.373,- vermeld, onderverdeeld in een bedrag aan kale huur en een bedrag aan "voorschot" op - kort gezegd - de servicekosten. Het ligt niet voor de hand dat partijen voor wat betreft de huurprijs wel aansluiten bij het in de concept-huurovereenkomst vermelde, specifieke, bedrag, maar ten aanzien van de opbouw van dat bedrag iets anders overeenkomen.
de grieven 1 tot en met 6,die alle samenhangen en die zich keren tegen het oordeel van de kantonrechter dat het overeengekomen bedrag van
€ 2.373,- per maand bestaat uit een bedrag aan kale huur en een bedrag aan voorschot op de (te verrekenen) servicekosten. Voor zover de grieven zich keren tegen het inderdaad onjuiste uitgangspunt van de kantonrechter dat [appellant] heeft betoogd dat sprake was van een kale huurprijs van € 2.373,- , falen de grieven bij gebrek aan belang.
grief 10, die zich keert tegen de proceskostenveroordeling. Nu de vordering van De Hardenberg terecht grotendeels toewijsbaar werd geacht, heeft de kantonrechter [appellant] terecht in de proceskosten veroordeeld.