Uitspraak
kantoorhoudende te [kantoorplaats].
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene tegen een beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van kosten. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de hoorplicht niet is geschonden. De gemachtigde had in zijn beroepschrift aangegeven dat hij meer tijd nodig had om de gronden van het beroep aan te vullen, maar de officier van justitie heeft hier geen gehoor aan gegeven. Het hof oordeelt dat de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie niet in stand had mogen laten, en vernietigt deze beslissing. Het hof verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond, maar verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond. Het verzoek tot vergoeding van proceskosten wordt afgewezen, omdat de werkzaamheden van de gemachtigde niet redelijkerwijs in het belang van de betrokkene zijn verricht. Het hof concludeert dat er geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.