ECLI:NL:GHARL:2017:1272

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 februari 2017
Publicatiedatum
15 februari 2017
Zaaknummer
WAHV 200.166.765
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Verstraaten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake proceskostenvergoeding en administratieve sanctie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, die op 26 november 2014 een verzoek tot vergoeding van proceskosten heeft afgewezen. De betrokkene had eerder een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd gekregen, waartegen administratief beroep was ingesteld. De officier van justitie heeft de inleidende beschikking op 14 mei 2014 vernietigd, waarna de gemachtigde van de betrokkene het beroep bij de kantonrechter heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend en de gemachtigde heeft een nadere toelichting gegeven, maar de advocaat-generaal heeft geen reactie gegeven op deze toelichting.

Het hof heeft vastgesteld dat de beslissing van de kantonrechter moet worden begrepen als een beslissing op grond van artikel 13b van de WAHV, waartegen geen hoger beroep openstaat. De gemachtigde van de betrokkene was van mening dat de kantonrechter ten onrechte had overwogen dat het beroepschrift te laat was ingediend en dat hoger beroep mogelijk was, omdat de sanctie hoger was dan € 70,-. Het hof heeft echter geoordeeld dat de kantonrechter slechts diende te oordelen over het verzoek tot vergoeding van proceskosten, aangezien het beroepschrift al was ingetrokken.

Het hof heeft geconcludeerd dat aan de voorwaarden voor hoger beroep niet is voldaan, omdat de sanctie door de officier van justitie was ongedaan gemaakt voordat de kantonrechter zijn beslissing nam. Daarom heeft het hof het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek tot vergoeding van proceskosten afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. A. Verstraaten als griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 februari 2017.

Uitspraak

WAHV 200.166.765
15 februari 2017
CJIB 175359868
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel
van 26 november 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
Wonende te [woonplaats],
voor wie als gemachtigde optreedt
[gemachtigde], kantoorhoudende te [kantoorplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het verzoek namens de betrokkene tot vergoeding van proceskosten afgewezen.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

Uit de stukken van het geding blijkt het volgende. Aan de betrokkene is bij beschikking van 16 september 2013 een administratieve sanctie opgelegd ter hoogte van
€ 90,-. Door de gemachtigde is tegen die beschikking administratief beroep ingesteld. Bij beschikking van 31 december 2013 heeft de officier van justitie op het administratief beroep beslist. Tegen deze beslissing is beroep ingesteld bij de kantonrechter. Bij schrijven van 14 mei 2014 heeft de officier van justitie de gemachtigde meegedeeld dat de inleidende beschikking alsnog wordt vernietigd en is verzocht mee te delen of het beroep bij de kantonrechter wordt ingetrokken. Op 26 augustus 2014 heeft de officier van justitie de - na het verlopen van de termijn - ontvangen antwoordkaart doorgestuurd naar de rechtbank. Op het afschrift van deze antwoordkaart, getekend op 17 mei 2014 en op 14 augustus 2014 nogmaals verstuurd, heeft de gemachtigde aangegeven dat het beroep bij de kantonrechter wordt ingetrokken en wordt verzocht te beslissen op het verzoek om proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de beslissing van de kantonrechter niet anders kan worden begrepen dan als een beslissing op grond van artikel 13b van de WAHV. Uit de rechtspraak van het hof volgt dat hiertegen geen hoger beroep openstaat.
De gemachtigde kan zich niet vinden in het standpunt van de advocaat-generaal. Hij voert daartoe aan dat het in de beslissing van de kantonrechter niet slechts gaat om de afwijzing van de proceskosten, maar dat ook ten onrechte is overwogen dat het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie te laat is verstuurd. Voorts staat onder de beslissing van de kantonrechter vermeld dat hoger beroep mogelijk is, mits het bedrag van de initiële sanctie hoger is dan € 70,-, hetgeen in de onderhavige zaak het geval is.
Nu het beroepschrift van de betrokkene reeds was ingetrokken, had de kantonrechter slechts te oordelen over het verzoek namens de betrokkene tot vergoeding van de proceskosten. Het hof is daarom met de advocaat-generaal van oordeel dat de beslissing van de kantonrechter dient te worden gelezen als een beslissing in de zin van artikel 13b van de WAHV. Dat de kantonrechter heeft overwogen dat het niet redelijk is om de proceskosten te vergoeden, omdat het beroepschrift - waarin om de vergoeding van deze proceskosten is verzocht - te laat is ingediend maakt het voorgaande niet anders.
De vraag of hoger beroep mogelijk is tegen een beslissing als deze dient te worden beantwoord aan de hand van artikel 14 WAHV. Voor zover hier van belang bepaalt het eerste lid van dit artikel dat tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden tenzij de opgelegde sanctie bij die beslissing niet meer bedraagt dan € 70,-. Dit is ook vermeld onder de beslissing van de kantonrechter. De weergave die de gemachtigde geeft, berust op een onjuiste lezing van de rechtsmiddelverwijzing.
6. Artikel 14, eerste lid, WAHV eist niet dat de sanctie onderwerp van geschil is geweest bij de kantonrechter. Aangezien het niet de kantonrechter is die sancties oplegt, moet deze bepaling aldus worden verstaan dat hoger beroep mogelijk is indien, na de beslissing van de kantonrechter, een sanctie van meer dan € 70,- resteert (vergelijk het arrest van het hof van 5 januari 2015, gepubliceerd op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2015:65). Het hof stelt vast dat aan deze voorwaarde niet is voldaan nu de sanctie, voorafgaand aan de beslissing van de kantonrechter, door de officier van justitie ongedaan is gemaakt.
7. Gelet hierop zal het hof het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren. Het verzoek tot vergoeding van proceskosten wordt afgewezen.

Beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Verstraaten als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.