ECLI:NL:GHARL:2017:11536
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Beschikking
- E.A.K.G. Ruys
- B.F.A. van der Krabben
- A.W.M. Elders
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schorsing van voorlopige hechtenis na veroordeling voor ernstige misdrijven
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 december 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die eerder door de rechtbank Gelderland was veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar voor ernstige misdrijven, waaronder afpersing, oplichting, mensenhandel, gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank en verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis. Het hof heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord in raadkamer.
Het hof overweegt dat er sprake is van een rechterlijk oordeel in de zin van artikel 5, eerste lid onder a, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens. Bij de afweging van de belangen moet het maatschappelijk en strafvorderlijk belang bij voortzetting van de voorlopige hechtenis zwaarder wegen dan het persoonlijk belang van de verdachte bij schorsing. Het hof heeft daarbij gelet op de ernst van de feiten waarvoor de verdachte is veroordeeld en de gevolgen van een eventuele schorsing van de voorlopige hechtenis.
Uiteindelijk heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, waarbij het hof zich baseerde op de relevante wetgeving, waaronder artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing is genomen door de voorzitter en de raadsheren, en is ondertekend door de griffier.