ECLI:NL:GHARL:2017:11535

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 januari 2017
Publicatiedatum
24 augustus 2018
Zaaknummer
08-996106-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen bevel beperkende maatregelen in hoger beroep tegen gevangenhouding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 januari 2017 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift dat op 3 januari 2017 ter griffie was ingekomen. Het bezwaarschrift was ingediend door de verdachte, geboren in Canada in 1960, die op dat moment in het huis van bewaring te Zwolle verbleef. De verdachte was op 6 december 2016 in verzekering gesteld, waarna de rechter-commissaris op 9 december 2016 de bewaring had bevolen. De raadkamer van de rechtbank had op 21 december 2016 de gevangenhouding van de verdachte bevolen. Tegen deze beslissing had de verdachte hoger beroep ingesteld, dat door het hof werd behandeld.

De officier van justitie had op 5 december 2016 een bevel met beperkende maatregelen gegeven, dat inging op 6 december 2016 en maximaal twee weken zou duren. De verdachte had hiertegen een bezwaarschrift ingediend bij de rechtbank, die dit op 21 december 2016 ongegrond verklaarde. De verdachte stelde dat de eerder opgelegde beperkingen nog steeds van kracht waren, maar het hof oordeelde dat de officier van justitie geen nieuw bevel had gegeven of betekend na het eerdere bevel.

De raadsman van de verdachte voerde aan dat de verdachte ontvankelijk was in zijn bezwaarschrift op basis van artikel 62a van het Wetboek van Strafvordering. De advocaat-generaal betwistte dit en stelde dat de rechter die de primaire beslissing had genomen, de raadkamer van de rechtbank was. Het hof concludeerde dat de verdachte niet ontvankelijk was in zijn bezwaarschrift, omdat de raadkamer van de rechtbank de primaire beslissing had genomen en er geen verlenging van het bevel met beperkende maatregelen was gebleken. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in zijn bezwaarschrift.

Uitspraak

beschikking
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Arnhem
pkn: 08-996106-15
avnr: 002128- 12
Het gerechtshof heeft te beslissen op een op 3 januari 2017 ter griffie ingekomen bezwaarschrift tegen het bevel met beperkende maatregelen, namens de verdachte
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Canada) op [geboortedag] 1960,
verblijvende in het huis van bewaring te Zwolle.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door mr M.J. Jansma, advocaat te Kampen, in raadkamer van heden.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden met bijstand van de heer L. Totosashvili, tolk in de Engelse taal.

OVERWEGINGEN:

Verdachte is op 6 december 2016 in verzekering gesteld. De rechter-commissaris heeft op 9 december 2016 de bewaring van verdachte bevolen en de raadkamer van de rechtbank op 21 december 2016 de gevangenhouding van verdachte. Tegen laatstgenoemde beslissing heeft verdachte hoger beroep ingesteld, welke beroep het hof in raadkamer van heden heeft behandeld.
De officier van justitie heeft op 5 december 2016 op grond van de artikelen 61a, 62, 62a en 76 van het Wetboek van Strafvordering in het belang van het onderzoek een bevel met beperkende maatregelen gegeven, met ingang van 6 december 2016 voor maximaal twee weken.
Verdachte heeft tegen dit bevel van de officier van justitie een bezwaarschrift ingediend bij de rechtbank dat de raadkamer van de rechtbank op 21 december 2016 tegelijk met de vordering tot gevangenhouding heeft behandeld. De raadkamer heeft het bezwaarschift op 21 december 2016 ongegrond verklaard.
Verdachte heeft op 3 januari 2017 ter gelegenheid van de behandeling van voormeld beroep bij het hof wederom een bezwaarschrift tegen het bevel beperkingen ingediend. Volgens verdachte worden nog steeds de eerder opgelegde beperkingen tenuitvoergelegd, maar heeft de officier van justitie na het hiervoor genoemde bevel geen nieuw bevel gegeven of doen betekenen.
De raadsman heeft gesteld dat verdachte ontvankelijk is in zijn bezwaarschift gelet op de eerste volzin van het vierde lid van artikel 62a van het Wetboek van Strafvordering waarin wordt bepaald dat verdachte een bezwaarschift kan indienen bij de rechtbank, of indien het bevel is gegeven in het kader van de voorlopige hechtenis, bij het rechterlijk college dat oordeelt omtrent de voortzetting van de voorlopige hechtenis.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet ontvankelijkheid van het bezwaarschrift omdat met deze bepaling wordt gedoeld de rechter die de primaire beslissing over de voorlopige hechtenis heeft genomen en dat is in dit geval de raadkamer van de rechtbank.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat met genoemde volzin in het vierde lid van artikel 62a van het Wetboek van Strafvordering wordt gedoeld op de rechter die de primaire beslissing over de lopende voorlopige hechtenis heeft genomen. In dit geval is dat de raadkamer van de rechtbank. Overigens is het hof niet gebleken dat de officier van justitie het bevel met beperkende maatregelen heeft verlengd, zodat het hof ervan uitgaat dat die beperkingen niet meer gelden.
Het hof zal verdachte niet ontvankelijk verklaren in zijn bezwaarschrift.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in de artikelen 61, 62, 62a en 76 van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING:

Het hof verklaart verdachte niet-ontvankelijk in zijn bezwaarschrift.
Aldus gegeven op 4 januari 2017 door mrs E.A.K.G. Ruys, voorzitter, F.A.M. Bakker en B.F.A. van der Krabben, raadsheren, in tegenwoordigheid van J. Jansen, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.