ECLI:NL:GHARL:2017:11534

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
16-653333-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging schorsing voorlopige hechtenis in hoger beroep met betrekking tot poging tot doodslag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 7 december 2017. De rechtbank had eerder de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst, maar het hof oordeelde dat het maatschappelijk en strafvorderlijk belang bij voortzetting van de voorlopige hechtenis zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van de verdachte bij schorsing. De verdachte, geboren in 1987, was betrokken bij een poging tot doodslag, wat leidde tot ernstige bezorgdheid over de rechtsorde. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de voorlopige hechtenis van de verdachte onverwijld verder ten uitvoer moet worden gelegd. Dit besluit is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van de zaak en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De beschikking van het hof is een herstelbeschikking, die de eerdere beschikking vervangt omdat deze niet de juiste versie van de overwegingen bevatte. De uitspraak is ondertekend door de voorzitter en de griffier op 20 december 2017, en de herstelbeschikking is op 4 september 2018 ondertekend.

Uitspraak

Herstelbeschikking
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Arnhem
pkn: 16-653333-17
avnr: 001957-02
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] [geboortedag] 1987,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht van 7 december 2017, voor zover houdende de toewijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door mr M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, in raadkamer van heden.
Het hof heeft gezien bovengenoemde beschikking, de akte opgemaakt door de griffier bij die rechtbank van 8 december 2017 en de appelschriftuur van de officier van justitie,
mr T. Tanghe, van 12 december 2017.

OVERWEGINGEN:

De raadkamer van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, heeft bij beschikking van 23 november 2017 de beschikking van de rechter-commissaris in die rechtbank van 21 november 2017 gedeeltelijk vernietigd, gelast dat de voorlopige hechtenis van verdachte onverwijld verder ten uitvoer wordt gelegd, en de bewaring alsnog mede bevolen ten aanzien van feit 1 primair, poging tot doodslag, en als grond aan de bewaring toegevoegd dat sprake is van een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en dat de rechtsorde door dit feit ernstig is geschokt. Dit feit en deze grond zijn daarmee deel gaan uitmaken van het bevel tot bewaring. De raadkamer van de rechtbank, die overigens geheel anders was samengesteld dan de hiervoor genoemde raadkamer, heeft op 7 december 2017 onder verwijzing wat betreft de feiten en de gronden naar het bevel tot bewaring de gevangenhouding van verdachte bevolen voor de duur van negentig dagen en tegelijk de voorlopige hechtenis voor onbepaalde tijd geschorst met ingang van 8 december 2017 om 10.00 uur, onder het stellen van negen voorwaarden.
Anders dan de rechtbank is het hof na onderzoek gebleken dat in het licht van de ernst van de feiten, in het bijzonder de poging tot doodslag, en de omstandigheden waaronder dit feit (en de andere feiten) zou(den) zijn gepleegd, de mate van verdenking ter zake van alle feiten en de eerdere veroordeling van verdachte (met zijn huidige medeverdachte) voor soortgelijke feiten in 2012 tot een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, bij de afweging van alle betrokken belangen het maatschappelijk en strafvorderlijk belang bij voortzetting van de voorlopige hechtenis zwaarder moet wegen dan het persoonlijk belang van verdachte bij schorsing daarvan. Het hof zal daarom de beschikking van de rechtbank, voor zover daarvan beroep is ingesteld, vernietigen en bepalen dat de voorlopige hechtenis van verdachte onverwijld verdere ten uitvoer wordt gelegd.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in artikel 80 e.v. van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING:

Het hof vernietigt de beschikking voor zover daartegen hoger beroep is ingesteld en bepaalt dat de voorlopige hechtenis van verdachte onverwijld verder ten uitvoer wordt gelegd.
Aldus gegeven op 20 december 2017 door mrs E.A.K.G. Ruys, voorzitter,
B.F.A. van der Krabben en A.W.M. Elders, raadsheren, in tegenwoordigheid van
M. van Daalen, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier. [1]

Voetnoten

1.Deze herstelbeschikking is op 4 september 2018 ondertekend door de voorzitter en de griffier.