Uitspraak
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg van 6 april 2017;
- de tussenbeslissing van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 20 april 2017, waarbij de terbeschikkingstelling met een jaar is verlengd en de beslissing over het al dan niet voortzetten van de verpleging van overheidswege is aangehouden voor ten hoogste drie maanden in afwachting van het door de reclassering op te maken maatregelrapport;
- het rapport voorbereiding voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege van Reclassering Nederland van 29 juni 2017;
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg van 6 juli 2017;
- de beslissing van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 20 juli 2017, waarvan beroep;
- de akte van beroep van het openbaar ministerie van 21 juli 2017;
- de schriftuur hoger beroep OM, ingekomen ter griffie op 4 augustus 2017;
- de aanvullende informatie van [kliniek] van 18 oktober 2017, met als bijlagen het verlengingsadvies van 19 oktober 2017 ten behoeve van de komende verlengingszitting in eerste aanleg en de wettelijke aantekeningen over het tweede kwartaal van 2017;
- de door mr. A.L. Louwerse, raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde, ter zitting van het hof van 26 oktober 2017 overgelegde pleitnotities.
Overwegingen
“waarbij de rechtbank uitdrukkelijk opmerkt dat het psychologisch rapport van 26 januari 2017 als uitgangspunt dient te worden genomen.” Het hof overweegt dat in het algemeen geldt dat een dergelijke sturing bij een opdracht tot rapportage aan de reclassering geen aanbeveling verdient, tenzij daar bijzondere redenen voor zijn. De rechtbank heeft in haar vonnis niet uiteengezet waarom voornoemd psychologisch rapport als uitgangspunt moet worden genomen in weerwil van het andersluidende, toenmalige advies van de kliniek. Ook is het hof niet gebleken van het bestaan van bijzondere redenen die daartoe nopen.
Beslissing
[naam terbeschikkinggestelde] .