Uitspraak
verzoekster in hoger beroep,
Twentsch Wijnhuis,
1.Het geding in eerste aanleg
2.2. Het geding in hoger beroep
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg, ingekomen ter griffie van het hof op 2 augustus 2017;
- een brief van 13 september 2017 van mr. Alkan met de producties 8 tot en met 10;
3.De feiten
“De medewerkster wordt geacht een werkweek van minimaal 20 uur in acht te nemen, waarbij hij rekening houdt met de gebruikelijke werktijden en bereikbaarheid voor klanten en leveranciers. De functie brengt met zich mee, dat bovengenoemde werktijden niet altijd in acht kunnen worden genomen en de betreffende tijden worden overschreden. Dit wordt geacht bij de functie te behoren.”
“Artikel 1.1. Definities(…)Maandinkomen
“Het toetsingskaderBij een ontslagaanvraag op grond van bedrijfseconomische redenen moet u aannemelijk maken dat:1. Er structureel arbeidsplaatsen vervallen door bedrijfsbeëindiging of door maatregelen die om bedrijfseconomische redenen nodig zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering;
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
primair:
I. het door Vinus Vita op 30 juni 2016 gegeven ontslag te vernietigen;
II. Vinus Vita te veroordelen om haar toe te laten om de bedongen werkzaamheden te verrichten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of dagdeel, met een maximum van € 100.000,-;
IV. Vinus Vita te veroordelen aan haar een billijke vergoeding te betalen van € 100.000,-, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen billijke vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, indien herstel in redelijkheid niet meer mogelijk is gebleken gezien de ernstig verwijtbare handelingen aan de zijde van Vinus Vita;
V. Vinus Vita te veroordelen een transitievergoeding van € 40.139,- te betalen;
VI. Vinus Vita te veroordelen in de kosten van de procedure.
primair € 1.748,18 bruto, subsidiair € 11.489,12 bruto. Vinus Vita heeft verzocht de transitievergoeding in 12 maandelijkse termijnen te mogen voldoen. Vinus Vita heeft voorts tegenverzoeken ingediend.
5.De beoordeling in hoger beroep
10 februari 2017 aangevoerd, die zij als grieven heeft aangeduid (genummerd I tot en met VI), welke terminologie het hof zal volgen. Grief I is gericht tegen de beslissing van de kantonrechter dat Vinus Vita Nederland B.V., in de persoon van [bestuurder 1] , bevoegd was een aanvraag voor een ontslagvergunning in te dienen bij het UWV. Met grief II komt [verzoekster] op tegen de beslissing van de kantonrechter dat er een bedrijfseconomische noodzaak was om de arbeidsplaats van [verzoekster] te laten vervallen. Grief III heeft betrekking op de afwijzing door de kantonrechter van de loonvordering van [verzoekster] over de periode
In artikel 17 lid 1 van de statuten van Vinus Vita is bepaald dat de directie de vennootschap vertegenwoordigt en dat de bevoegdheid tot vertegenwoordiging mede toekomt aan a. iedere algemeen directeur afzonderlijk en b. twee gezamenlijk handelende directeuren. Op grond van artikel 17 lid 2 van de statuten wordt de vennootschap, in alle gevallen waarin de vennootschap een tegenstrijdig belang heeft met één of meer directeuren, niettemin op de hiervoor vermelde wijze vertegenwoordigd.
€ 168.628,12 onverschuldigd aan [verzoekster] is betaald. Het hof zal de beslissing ten aanzien van de transitievergoeding dan ook aanhouden. Partijen kunnen zich tezijnertijd nader uitlaten met betrekking tot de hoogte van de door [verzoekster] verzochte transitievergoeding. Overigens wijst het hof in dit stadium van de procedure reeds op de referteperiode van twaalf maanden in artikel 3 lid 1 aanhef en onder b van het Besluit loonbegrip, zoals hiervoor in rechtsoverweging 5.14 weergegeven.