In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van [belanghebbende] om Direktbank te bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldenregeling. De rechtbank Noord-Nederland had eerder, op 2 november 2017, het verzoek van [belanghebbende] toegewezen. Direktbank, de enige schuldeiser, heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij niet kan worden gedwongen akkoord te gaan met een regeling waarbij zij slechts 4,1% van haar totale vordering ontvangt. Het hof heeft vastgesteld dat het verzoek van [belanghebbende] onvoldoende gedocumenteerd was en dat niet aannemelijk was gemaakt dat het aanbod het uiterste was waartoe zij financieel in staat was. Het hof heeft daarbij de relevante wetgeving, met name artikel 287a lid 5 van de Faillissementswet, in overweging genomen, en geconcludeerd dat een schuldeiser in beginsel vrijstaat om medewerking aan een schuldregeling te weigeren. Het hof heeft geoordeeld dat Direktbank in redelijkheid tot deze weigering kon komen en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. Tevens is het subsidiaire verzoek van [belanghebbende] om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in behandeling genomen, met een nieuwe zittingsdatum.