Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
ING,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van [appellante] om ING Bank N.V. te bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldenregeling. De rechtbank Noord-Nederland had eerder, op 18 oktober 2017, het verzoek van [appellante] afgewezen, omdat onvoldoende was aangetoond dat ING in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling had kunnen komen.
[Appellante] had een schuld aan ING van € 103.060,92 en stelde voor om een bedrag van € 3.790,- te betalen in het kader van een liquidatieakkoord. Het hof oordeelde dat ING, als enige schuldeiser, een groot belang had bij het niet instemmen met de regeling, aangezien zij slechts 3,7% van haar vordering zou ontvangen. Het hof concludeerde dat [appellante] zich in een financieel uitzichtloze situatie bevond, maar dat zij onvoldoende had aangetoond dat het aanbod het uiterste was waartoe zij financieel in staat was.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en oordeelde dat ING haar bevoegdheid tot weigering van instemming met de schuldregeling in redelijkheid had gebruikt. Tevens werd [appellante] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor behandeling van het verzoek tot toelating van de wettelijke schuldsaneringsregeling.