Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant] ,
[appellant] , [appellante] en, gezamenlijk [appellanten] c.s.,
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1] , [geïntimeerde2] en, gezamenlijk [geïntimeerden] c.s.,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De ontvankelijkheid in het appel
6.De beoordeling van de grieven en de vordering
grief V, voor zover daarin een beroep wordt gedaan op schuldeisersverzuim.
grief XIIIstuit af op het voorgaande. Met deze grief wordt betoogd dat [appellant] zijn werkzaamheden mocht opschorten omdat [geïntimeerden] c.s. hem op 17 februari 2012 te kennen gaven niet meer te zullen gaan betalen. Het hof stelt voorop dat [geïntimeerden] c.s. op die datum nog niet hoefden te betalen, omdat de laatste termijn van de aanneemsom op grond van de gemaakte afspraken pas na oplevering verschuldigd zou zijn. Voor zover [appellanten] c.s. hebben bedoeld dat uit de opmerking van [geïntimeerden] c.s. bleek dat zij sowieso van plan waren hem niets meer te zullen gaan betalen, overweegt het hof dat deze mededeling van [geïntimeerden] c.s. in het licht van het voorgaande als een beroep op opschorting moet worden beschouwd. Nu duidelijk was dat het dak onherstelbare gebreken vertoonde waren [geïntimeerden] c.s. immers niet gehouden het op een oplevering en betaling van een laatste termijn aan te laten komen en mochten zij hun verdere betalingsverplichtingen opschorten.
[appellant] merkt op: 'Om niet aan de onderkant van de platen te hoeven zagen, heeft [appellant]
grief IVbetogen [appellanten] c.s. dat [geïntimeerden] c.s. zou hebben geweigerd hem toe te staan aan de onderzijde van de platen ter plaatse van de goten zaagwerk te verrichten. Het hof kan [appellanten] c.s. hierin niet volgen, nu de montagevoorschriften voorschrijven dat eerst een plaat rechtsonder moet worden gelegd, dan een plaat rechtsboven enzovoorts. Het zaagwerk geschiedt dan aan de bovenzijde, waar de nokstukken de beschadigingen kunnen afdekken, zoals [geïntimeerden] c.s. hebben gesteld.
volledigeaanneemsom te worden uitgegaan. In zoverre slaagt de grief. Het hof zal het bedrag van € 4.816,- in mindering brengen op het toegewezen bedrag. Het hof merkt volledigheidshalve op dat het onderhavige betoog van [appellanten] c.s. is beperkt tot genoemde factuur en niet de facturen genoemd in rov. 3.8 en 3.15.
grieven VI en IXhebben betrekking op de klossen en lenen zich voor gemeenschappelijke behandeling. Betoogd wordt dat de deskundige niet zou hebben geoordeeld dat de klossen ondeugdelijk zouden zijn. Het hof kan [appellanten] c.s. hierin niet volgen, gelet op de navolgende passages uit het deskundigenrapport:
Deze klosconstructie is constructief beduidend slechter dan de voorgestelde klossen…”, “
De aangebrachte constructie is weinig deugdelijk” en “
De klosconstructie is op meerdere plaatsen ronduit ondeugdelijk te noemen.”
grief VIIklagen [appellanten] c.s. over de toewijzing door de rechtbank van een aantal "overige schadeposten", te weten:
grief VIIIklagen [appellanten] c.s. dat de rechtbank [appellant] verantwoordelijk houdt voor maatvoering. [appellanten] c.s. wijzen erop dat het “inmeten” van het dak niet behoorde tot de met [appellant] overeengekomen werkzaamheden. Met [geïntimeerden] c.s. is het hof van oordeel dat de grief berust op een verkeerde lezing van het vonnis, nu de rechtbank hier niet het oog heeft op inmeten maar op het op correcte wijze passend maken van de platen tijdens het werk.
grief XVklagen [appellanten] c.s. over het oordeel van de rechtbank (in oorspronkelijk reconventie) dat [geïntimeerden] c.s. niet gehouden zijn de meerwerkfactuur te voldoen. In de toelichting op deze grief herhalen [appellanten] c.s. hun betoog dat de werkzaamheden van [appellant] niet zijn afgerond, dat [appellant] nimmer heeft aangegeven dat het werk gereed is om te worden opgeleverd, dat [appellant] niet in verzuim is geraakt en dat het daarom prematuur is om te stellen dat [appellant] wanprestatie heeft geleverd. Dit betoog stuit in al zijn onderdelen af op hetgeen hiervoor is overwogen. Andere gronden voor toewijzing van het (overigens betwiste) meerwerk zijn niet aangevoerd (zie ook het slot van rov. 6.11). De grief faalt.
grief XVIbetogen [appellanten] c.s. dat [appellant] een extreem lage aanneemsom heeft geoffreerd en [geïntimeerden] c.s. de lat hoog heeft gelegd. [geïntimeerden] c.s. mochten voor dit bedrag niet meer verwachten dan zij hebben gekregen, aldus [appellanten] c.s. Het hof volgt [appellanten] c.s. niet in dat betoog. [appellant] afficheert zichzelf als aannemer/bouwbedrijf. Een opdrachtgever mag van een aannemer in beginsel deugdelijk werk verwachten. In de omstandigheden van het geval ziet het hof geen reden voor het maken van een uitzondering op dit uitgangspunt. De (te bewijzen aangeboden) stelling dat [geïntimeerden] c.s. geen montagevoorschriften verstrekte en platen met verkeerde afmetingen sneuvelt op hetgeen daarover hiervoor is beslist.