ECLI:NL:GHARL:2017:11167

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
200.152.527/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een aannemingsovereenkomst wegens tekortkomingen in de uitvoering van dakwerkzaamheden

In deze zaak gaat het om de ontbinding van een aannemingsovereenkomst tussen appellanten en geïntimeerden, die betrekking heeft op de renovatie van het dak van een woonboerderij. De overeenkomst werd gesloten op basis van een offerte van appellanten, waarin de werkzaamheden en kosten werden gespecificeerd. De werkzaamheden zijn gestart op 27 september 2011, maar zijn op 17 februari 2012 stopgezet door appellanten, omdat zij meenden dat geïntimeerden hen niet meer zouden betalen. Geïntimeerden hebben vervolgens hun bedenkingen over de uitgevoerde werkzaamheden geuit en een rapport laten opstellen door een deskundige, waaruit bleek dat de dakplaten niet volgens de montagevoorschriften waren gelegd en dat er ernstige gebreken waren. Geïntimeerden hebben de overeenkomst op 27 april 2012 ontbonden en schadevergoeding geëist. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen geoordeeld dat de overeenkomst terecht was ontbonden en dat appellanten aansprakelijk waren voor de schade. In hoger beroep hebben appellanten de vonnissen bestreden, maar het hof heeft de bevindingen van de deskundigen en de rechtbank bevestigd. Het hof oordeelt dat de gebreken aan het dak onherstelbaar zijn en dat de kosten voor vervanging van het dak voor rekening van appellanten komen. Het hof heeft de vordering van geïntimeerden tot schadevergoeding toegewezen, met inachtneming van de reeds betaalde aanneemsom.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.152.527/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/93931/ HA ZA 12-199)
arrest van 19 december 2017
in de zaak van

1.[appellant] ,

2. [appellante] ,
beiden wonende te [A] ,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
hierna te noemen respectievelijk:
[appellant] , [appellante] en, gezamenlijk [appellanten] c.s.,
advocaat: mr. H.J. Berends, kantoorhoudend te Assen,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

2. [geïntimeerde2] ,
beiden wonende te [B] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in reconventie,
hierna te noemen respectievelijk:
[geïntimeerde1] , [geïntimeerde2] en, gezamenlijk [geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. A.L.S. Verhoog, kantoorhoudend te Haren.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
12 september 2012, 1 mei 2013 en 16 april 2014 die de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 7 juli 2016,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord (met producties),
- een akte uitlaten producties,
- het tussenarrest van 23 mei 2017,
- het proces-verbaal van de op 15 november 2017 gehouden comparitie van partijen.
2.2
Partijen hebben aan het slot van de comparitie arrest gevraagd op het overgelegde comparitiedossier, aangevuld met het proces-verbaal van de comparitie, waarna het hof arrest heeft bepaald.
2.3
De vordering van [appellanten] c.s. in hoger beroep sterkt tot vernietiging van de bestreden
vonnissen van 1 mei 2013 en 16 april 2014 en afwijzingen van de vorderingen van [geïntimeerden] c.s. en toewijzing van die van [appellant] , met veroordeling van [geïntimeerden] c.s. in de kosten van het geding in beide instanties.

3.De vaststaande feiten

3.1
Als gesteld en niet weersproken staan, voor zover voor de beoordeling in hoger beroep van belang, de navolgende feiten tussen partijen vast.
3.2
Partijen hebben een overeenkomst met elkaar gesloten betreffende renovatie van het dak van de woonboerderij van [geïntimeerden] c.s., overeenkomstig de door [appellant] op
23 juni 2011 aan [geïntimeerden] c.s uitgebracht offerte. De werkzaamheden hielden in dat [appellant] door [geïntimeerde1] aangeleverde metalen dakpanplaten (zogenaamde Permapan platen) zou leggen op de bestaande sporen van de kapconstructie van de boerderij van [geïntimeerden] c.s., op een onderconstructie van gordingen en klossen.
3.3
De hierop betrekking hebbende offerte van [appellant] vermeldt onder meer het volgende:
"De dakplaten worden gelegd, zoals beschreven in het rapport van Ingenieursbureau Goudstikker-de Vries (projectnummer 20112781, 3pag. + 1 handgetekend schetsje) te Emmen."
Het totaal overeengekomen bedrag was € 40.416,24 incl. btw.
3.4
Het hiervoor genoemde rapport Goudstikker-de Vries is opgesteld naar aanleiding van de uitvoering van werkzaamheden door een aannemer die, voordat [geïntimeerden] c.s met [appellant] contracteerde, werkzaamheden aan het dak van de boerderij had uitgevoerd. Als bijlage bij genoemd rapport bevinden zich onder meer de montagevoorschriften van de leverancier van de dakpanplaten.
3.5
[appellant] is de werkzaamheden op 27 september 2011 gestart.
3.6
Op verzoek van [appellant] heeft Goudstikker-de Vries (in de persoon van de heer
[C] ) op 29 november 2011 een bezoek gebracht aan de bouwplaats. Het ingenieursbureau heeft op 8 december 2011 een 'briefrapport' uitgebracht omtrent dit bezoek. Het rapport vermeldt onder meer een aantal herstel- c.q. aanpassingswerkzaamheden uit te voeren door [appellant] . Het rapport meldt dat die werkzaamheden zijn toegezegd door [appellant] .
3.7
Op 26 januari 2012 zijn tussen partijen afspraken gemaakt over betaling van de nog niet betaalde termijnen van de aanneemsom. Een en ander is vastgelegd in een mail van die datum van de advocaat van [geïntimeerden] c.s. aan [appellant] . Onderdeel van die afspraken is dat de laatste termijn van de aanneemsom na oplevering zal worden voldaan (in genoemde mail gesteld op € 3.000,-, doch tussen partijen is niet in geschil dat daar nog een bedrag van € 1.896,- bijkomt, derhalve in totaal € 4.896,-).
3.8
Op 17 februari 2012 heeft [appellant] zijn werkzaamheden gestopt, omdat hij meende van [geïntimeerden] c.s. te hebben begrepen dat die hem niets meer zouden betalen. Vervolgens heeft [appellant] op die dag een (op 16/2/2012 gedateerde) meerwerkfactuur aan [geïntimeerden] c.s. gestuurd ten bedrage van € 8.115,30.
3.9
[appellant] is daarna door advocaat van [geïntimeerden] c.s. in gebreke gesteld, voor het geval hij niet aan de sommatie om het werk "a.s. maandag" te hervatten zou voldoen.
3.1
[appellant] heeft geen gevolg gegeven aan de sommatie.
3.11
[geïntimeerden] c.s. hebben vervolgens hun bedenkingen tegen de uitgevoerde werkzaamheden voorgelegd aan de leverancier van de dakplaten, de Handelsonderneming [D] .
3.12
De heer [D] schrijft op 6 maart 2012 onder meer aan [geïntimeerden] c.s. dat de Permapan platen niet volgens de montagevoorschriften zijn gelegd:
"Zoals wij hebben gekeken is het dak niet goed en vakkundig gelegd, en wij weten niet zeker of alles valt te herstellen, zonder een groot deel van het dak te demonteren en zelfs platen te moeten vervangen, dit mede door de oude schroef gaten dien niet overeenkomen met de gordingen en de geknikte platen."
3.13
Vervolgens hebben [geïntimeerden] c.s. BTS Bouwtechniek Ter Stege B.V. (hierna: BTS) een uitgebreid rapport laten opmaken van de uitgevoerde werkzaamheden. Dit rapport is op
10 april 2012 uitgebracht. Het rapport vermeldt als eindconclusie en aanbeveling het volgende:
"Eindconclusie
Naar onze mening moet helaas geconcludeerd worden dat er op diverse onderdelen is afgeweken van de verwerkingsrichtlijnen van de fabrikant leverancier. Hergebruik van de dakplaten is niet praktisch aannemelijk. Dat komt omdat de platen onderling zijn afgekit en dat betekent bij het losnemen van de platen dat deze zeer waarschijnlijk zullen vervormen en dus niet meer passend zijn her te gebruiken. Daarbij komt nog dat de bevestigingsmiddelen dus niet op de juiste posities zijn aangebracht, zoals blijkt uit de montagevoorschriften
Dat zou betekenen dat er bij hergebruik sprake is van schroefgaten op de verkeerde plaats en dat levert dus inwatering op. Dat betekent dus helaas dat er nieuwe dakplaten moeten worden geleverd en aangebracht.
AanbevelingenVanzelfsprekend geldt dat bij het opnieuw monteren van de nieuwe dakplaten volgens de montagevoorschriften en verwerkingsrichtlijnen van de fabrikant/leverancier moet worden gewerkt.
Als integraal onderdeel van dit herstel geldt dus eveneens een deugdelijke constructieve fixatie van de onderliggende houten regels op de juiste onderlinge afstand. Vooral ook ten aanzien van de bevestiging van de uit te richten klossen zijn er nogal wat voorzieningen noodzakelijk.
De kennelijk door Goudstikker-de Vries genoemde aanbeveling om U-vormige klossen te gebruiken is in dat verband zinvol te noemen. Een vlakke montage van de dakplaten op de onderconstructie is namelijk essentieel en dat begint met goed uitgelijnde en deugdelijk bevestigde klossen en vanzelfsprekend met goed uitgelijnde en deugdelijk bevestigde houten regels. Oneffenheden in de ondergrond zullen zich namelijk alleen maar versterkt aftekenen in het uiteindelijke dagschild. Kortom aandacht voor dit onderdeel is cruciaal.
Tot slot speelt dat er ook aandacht moet worden besteed aan de aansluiting bij de gerende gevel waarin de garagedeur is opgenomen (met eindstukken aan de voet van de dakplaat en de toepassing van een verholen goot, als ook een deugdelijke muurafdekking).
Voor wat betreft de overige aandachtspunten speelt ook dat er extra aandacht moet worden besteed aan overgangen zoals bij het kippenhok met een andere dakhelling enz. De onderlinge passing van de dakplaten bij de overgang van de ene dakhelling naar de andere dakhelling is daarbij van groot belang.
Aansluitingen bij de goten (dakvoet) de nok en ook de diverse hoekkepers van de wolfseinden en de ontmoeting van hoekkepers met de nok verdienen vanzelfsprekend eveneens de nodige aandacht.
Algemeen
Alle detailleringen en alle overige dakbedekkingwerkzaamheden uitvoeren conform het gestelde in de nationale Beoordelingsrichtlijn BRL 4708, NEN 6702, NEN 6707. De detaillering conform de standaarddetails, zoals weergegeven in deze publicaties en de verwerkingsrichtlijnen en montagevoorschriften van de fabrikant/leverancier."
3.14
Bij brief van 27 april 2012 heeft [geïntimeerde1] de tussen partijen gesloten overeenkomst ontbonden en aanspraak gemaakt op betaling van schadevergoeding
.
3.15
Op 24 mei stuurt [appellant] facturen aan [geïntimeerden] c.s ten bedrage van € 6.000,- voor extra zaagwerk en van € 4.680,- voor extra btw.
3.16
Voorts is in opdracht van [geïntimeerden] c.s. op 23 mei 2012 een rapport uitgebracht door Houwing-Hagedoorn. De conclusie van dat rapport luidt als volgt:
"Het geïsoleerd dak is slecht aangebracht, niet conform de montagevoorschriften, zie bijlage I, II en III en het advies van Ingenieursbureau Goudstikker-de Vries, bijlage IV en V.
De dakconstructie geeft een instabiele indruk bij, storm: windkracht 6 en meer, valt te verwachten dat de dakplaat van het dak wordt gezogen gezien de slechte klossenconstructie.
Het geïsoleerde dak is nog in zijn geheel niet afgewerkt met gevolg van flinke lekkage bij regenval maar ook bij stuifsneeuw ontstaat.
Het repareren van het dak is nagenoeg niet mogelijk omdat hetzelfde product niet meer voor handen is.De fabrikant van de dakplaat heeft een ander productie proces waardoor geen identieke dakplaat meer is te krijgen, zodat beschadigde en foutief vastgezette dakplaten niet meer kan worden vervangen.Het gehele dak dient vervangen te worden om een goed en degelijk dak te krijgen met een optimale isolatiewaarde dat niet lekt.De kosten van vervanging bedragen €145.000,00
19% BTW € 27.550,00
€172.550,00"
3.17
Eerder genoemd Ingenieursbureau Goudstikker-de Vries heeft in opdracht van de rechtsbijstandsverzekeraar van [appellanten] c.s. op 29 mei 2012 een rapport uitgebracht waarvan de conclusie luidt:
"Het aangetroffen dak is in basis constructief akkoord, echter nog zoals gemeld
niet afgerond en opgeleverd. Een aantal in dit rapport vermelde zaken zullen nog
moeten worden opgepakt.
Het is constructief gezien dan ook absoluut niet noodzakelijk om de aangebrachte
dakbedekking te verwijderen en te vervangen door nieuwe dakplaten, en kan
worden volstaan met het uitvoeren van de aangegeven verbeterpunten
De hierboven aangegeven verbeterpunten zijn overigens zaken, die normaliter bij
een voor-oplevering naar boven komen, en vervolgens hersteld kunnen worden
voor de definitieve oplevering."
3.18
Tussen partijen heeft een kort geding gediend voor de voorzieningenrechter in de rechtbank Assen. In diens, door het hof vernietigde vonnis van 13 juni 2012, wordt verslag gedaan van hetgeen door de rechter tijdens diens descente is waargenomen. Te weten:
"- overal zijn er klossen op de sporen aangetroffen, behalve op het onderdeel van het dak
waaraan de vorige aannemer heeft gewerkt (in oppervlak relatief beperkt);
- te zien waren gescheurde klossen;
- te zien waren klossen opgebouwd uit verschillende stukken materiaal met inderdaad
regelmatig dunne stukjes hout ('sigarenkistjeshout');
- er konden klossen met de hand worden rondgedraaid (ter plekke gedaan door de
voorzieningenrechter), zodat deze onmogelijk met meer dan één schroefvast kunnen zitten;
- gezien zijn schroeven die naast of gedeeltelijk uit de klosconstructie steken;
- gezien zijn ook schroeven, die zichtbaar zijn tussen gordingen en dakplaten in een open
ruimte, zodat platen en gordingen niet direct op elkaar liggen;
- zeer duidelijk te zien waren, soms grote en uitgestrekte, gaten tussen platen en gordingen
waardoor van binnen naar buiten kan worden gekeken;
- gezien zijn opvullingen tussen platen en gordingen/sporen met stukken hout;
- gezien zijn ook platen die scheef liggen, met bovendien verschillende naden en leksporen;
- er is door een volledige -van muur tot kap- hoek van het dak gekeken van binnen naar
buiten; hetgeen mogelijk was omdat dat deel van het dak volledig openstaat/niet aansluit;
- aan de buitenkant van de boerderij zijn niet in lijn liggende en golvende dakplaten gezien;
- gezien zijn aan die buitenkant ook dakplaten, die niet liggen zoals ze horen te liggen
volgens het montagevoorschrift van de leverancier (recht in plaats van ietsje schuin aan de
onderkant);
- aan die buitenkant zijn ook gezien platen die -vrijwel- tot op de bodem van de goot lopen,
zodat de goot deels onbereikbaar is en niet te reinigen zonder risico op het openhalen van
handen/pols/arm;
- geconstateerd is dat dakplaten losliggen;
- gezien zijn verder rijen dakplaten die boven de onderste platen liggen en niet aansluiten;
- bekeken zijn meerdere leksporen en sporen van plasvorming binnen en nog aanwezig
regenwater op dekzeilen die binnen zijn aangebracht, onder meer boven het keukengebouw;
- gezien zijn dekzeilen die op de kap nog aanwezig zijn (nog niet verwijderd) met tal van
gaten."
3.19
De door de rechtbank benoemde deskundige [E] , verbonden aan ASE Architectenbureau [E] , heeft op 26 augustus 2013 rapport uitgebracht en de door de rechtbank gestelde vragen - samengevat - als volgt beantwoord:
Vraag a.
De vlakheid van de onderconstructie is door de deskundige als voldoende beoordeeld, gelet op het feit dat het een ouder dak betreft. Constructief wijkt de onderconstructie nogal af van het genoemde rapport Goudstikker - De Vries.
Vraag b.
- De deskundige constateert dat de platen afwijkend van dit rapport zijn gemonteerd.
- De klossen wijken af van de voorgeschreven samengestelde U vormige klossen.
- De verticale naden zijn volgens verklaring van [appellant] in de aansluiting gekit (niet waarneembaar). Het voorgeschreven butylband aan de bovenzijde van de plaat ontbreekt. De aangebracht kitnaad in de aansluiting is weinig zinvol. Zowel het butylband als de onder de plaatnaad aan te brengen kitvoeg zijn essentieel nu de onderliggende ruimte als werkplaats in gebruik is en verwarmd wordt. Nu deze voorzieningen ontbreken zijn kleine lekkages tengevolge van condensatie onvermijdelijk.
- De bevestigingsschroeven van de platen ontbreken (nog) gedeeltelijk. Geconstateerd wordt dat niet alle schroeven geheel aangedraaid zijn en veel schroeven niet haaks op het plaatmateriaal zijn ingedraaid. Tevens wordt geconstateerd dat de schroeven niet uitgelijnd zijn en zich niet onder de pan-neus (zoals aangegeven) bevinden. Ter plaatse van de plaatoverlap dienen koppelschroefjes te zijn aangebracht. Deze ontbreken veelal. De platen zijn hiermede onvoldoende gehecht aan de onderconstructie, langsnaden staan open en kunnen daardoor inwateren en lekken. Ook vormen openstaande naden thermische lekken en zal condensatie hier kleinere lekkages veroorzaken.
Vraag c.
De gehanteerde klosconstructie wijkt nogal af van het door Goudstikker - De Vries voorgestelde U vormige model. Deze klosconstructie is constructief beduidend slechter dan de voorgestelde klossen, welke overigens gemakkelijk op hoogte kunnen worden gesteld. De bevestiging van de klossen is moeilijk exact vast te stellen daar de bevestigingsmiddelen zich direct onder de dakplaat bevinden; op meerdere plaatsen zitten de klossen los (draaien om de schroeven) en er zijn gescheurde klossen. Nu enkel geschroefd is in relatief korte klossen is het aannemelijk dat meerdere klossen gaan scheuren. Op de muurplaten en ankerplaten diende aan de bovenzijde een regel aangebracht te worden van 50 x 150 mm ter voorkoming van afschuiven van het dak. Deze regels ontbreken. [appellant] verklaart desgevraagd dat de klossen in de muurplaten zijn door geschroefd. Overtuigend is dit niet en de dakplaten zweven veelal boven de muurplaat. De aangebracht constructie is weinig deugdelijk te noemen en ziet er erg onverzorgd uit.
Vraag d.
Buiten de gordingafstand is de afwijkende gording constructief geen probleem maar visueel komt het erg onverzorgd en amateuristisch over.
Vraag e.
Er zijn diverse langsnaden die “open” staan. De openstaande naden zijn grotendeels het gevolg van het (nog) niet voldoende afschroeven van de platen en diverse mechanische beschadigingen. Door het ontbreken van het eerder genoemde butylband en de kitvoeg onder de plaat leveren de openstaande plaatnaden thermische lekken op en zal er condensatiewater lekken. Daarnaast zal bij winddruk en regen in de huidige situatie een aanzienlijke kans zijn op forsere lekkages.
Vraag f.
De gebruikte platen zijn niet geschikt voor hergebruik. De nog op het werk aanwezige platen verkeren in een dusdanige slechte staat dat deze niet meer bruikbaar zijn.
Vraag g.
Ik acht het onverantwoord het dak verder af te maken gezien de slechte conditie waarin het tot nu toe aangebrachte werk verkeert.
Vraag h.
Het dak vertoont met name gebreken tengevolge van een onjuiste montage. Doordat voorafgaand aan de montage (en misschien ook bij de bestelling van de platen) niet gewerkt is conform een door de deskundige bedoeld schema is het dus niet mogelijk om tot een correct afgewerkt dak te komen.
Vraag i.
- De geconstateerde gebreken kunnen niet anders hersteld worden dan door volledige vervanging van de dakplaten en de onderconstructie. Hergebruik (van gedeelten) van de dakbedekking is niet mogelijk simpelweg omdat de bedekking niet meer leverbaar is.
- De nog aanwezige ongemonteerde dakplaten zijn te zeer verweerd om nog toe te passen (advies fabrikant maximaal 1 maand opslaan).
- De kosten voor complete vervanging begroot de deskundige op afgerond € 114.350,00 inclusief btw.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
[geïntimeerden] c.s. hebben [appellanten] c.s. gedagvaard en gevorderd, zakelijk weergegeven, voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen partijen is ontbonden, althans deze overeenkomst te ontbinden, voor recht te verklaren dat [geïntimeerden] c.s. niet gehouden zijn om de meerwerkfactuur van [appellant] met factuurnummer 2012570 te betalen, voor recht te verklaren dat [appellanten] c.s. aansprakelijk zijn voor de schade van [geïntimeerde1] welke het gevolg is van het toerekenbare tekortschieten door [appellant] in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst met [geïntimeerden] c.s. en [appellanten] c.s. te veroordelen tot vergoeding van deze schade begroot op € 137.846,- te vermeerderen met nog onbekende (PM) posten, althans op een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met rente en kosten, althans schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
4.2
[appellanten] c.s. hebben de vordering bestreden en hebben in reconventie gevorderd, zakelijk weergegeven, [geïntimeerden] c.s. te veroordelen tot betaling van € 18.795,30 (€ 8.115,30 + € 6.000,- + € 4.680,-) vermeerderd met rente en kosten, alsmede voor recht te verklaren dat de tussen partijen gesloten overeenkomst is ontbonden, althans deze te ontbinden.
4.3
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis van 1 mei 2013 een deskundige benoemd. Bij het bestreden eindvonnis van 16 april 2014 heeft de rechtbank:
- voor recht verklaard dat [geïntimeerde1] (waarmee de rechtbank duidt op [geïntimeerden] c.s.) gerechtigd was (waren) de overeenkomst tussen hem (het hof leest: hen) en [appellant] te ontbinden;
- voor recht verklaard dat [geïntimeerde1] (lees: [geïntimeerden] c.s.) niet gehouden is (lees: zijn) de ten processe bedoelde meerwerkfactuur te voldoen;
- [appellant] veroordeeld om aan [geïntimeerde1] (het hof leest: [geïntimeerden] c.s.) te betalen een bedrag van € 107.684,23,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2012 tot de dag van volledige betaling;
- de vordering (van [geïntimeerden] c.s) voor het overige naar de schadestaatprocedure verwezen;
- de vordering (van [geïntimeerden] c.s.) op [appellante] afgewezen;
- de vorderingen van [appellanten] c.s. in reconventie afgewezen;
- [appellant] veroordeeld in de proceskosten in conventie aan de zijde van [geïntimeerden] c.s.;
- [geïntimeerde1] veroordeeld in de proceskosten in conventie aan de zijde van [appellante] ;
- [appellant] (het hof leest: [appellanten] c.s.) veroordeeld in de kosten in reconventie.

5.De ontvankelijkheid in het appel

5.1
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen het vonnis gewezen in conventie kan [appellante] in het hoger beroep niet worden ontvangen, aangezien de vordering in conventie wat haar betreft is afgewezen en zij dan ook in zoverre geen belang heeft bij haar appel. Voor zover hierna de grieven van [appellanten] c.s. worden besproken is dat wat de oorspronkelijke conventie betreft feitelijk dus alleen van belang ten aanzien van [appellant] .

6.De beoordeling van de grieven en de vordering

6.1
Grief Iis gericht tegen de feitenvaststelling door de rechtbank. Nu het hof zelf de feiten heeft vastgesteld die het voor zijn beslissing van belang acht, hebben [appellanten] c.s. geen belang bij bespreking van deze grief.
6.2
Grief IIis gericht tegen rov. 2.11 van het bestreden eindvonnis. Uit de toelichting blijkt dat de grief in meerdere onderdelen uiteen valt.
6.3
[appellanten] c.s. klagen in de eerste plaats dat de door de rechtbank benoemde deskundige [E] het dak 18 maanden na beëindiging van de werkzaamheden (17 februari 2012) heeft beoordeeld, dat de situatie toen niet te vergelijken was met die op 17 februari 2012 en dat er in de tussentijd “kennelijk van alles mee is gebeurd”.
Het hof overweegt dat de bevindingen van [E] grotendeels in lijn zijn met die van de door [geïntimeerden] c.s. ingeschakelde partijdeskundigen BTS en Hagendoorn/Houwing waarvan de rapporten (zie rov. 3.13 en 3.16) reeds dateren van betrekkelijk kort na de werkzaamheden, te weten 10 april 2012 respectievelijk 23 mei 2012. Voorts zijn die bevindingen in lijn met de verklaring van [D] d.d. 6 maart 2012 (zie rov. 3.12) en die van de voorzieningenrechter tijdens zijn descente, zoals neergelegd in het kortgedingvonnis van 13 juni 2012 (zie rov. 3.18). Tegen die achtergrond acht het hof het onderhavige bezwaar tegen de bevindingen en conclusies van de door de rechtbank benoemde deskundige onvoldoende gemotiveerd.
6.4
[appellanten] c.s. klagen voorts dat de rechtbank eraan voorbijgaat dat het werk nog niet was opgeleverd. Ook die klacht faalt, nu uit het rapport van [E] (als bevestigd door genoemde andere bewijsmiddelen) blijkt van structurele tekortkomingen aan het dak, die niet door herstel (al dan niet in het kader van oplevering) te verhelpen zijn. Hiertegenover staat alleen het (partij)rapport van Goudstikker-De Vries van 29 mei 2012 (zie rov. 3.17), waarvan de conclusie kort gezegd luidt dat het dak in de basis constructief akkoord is en dat herstel kan plaatsvinden. Dit rapport legt evenwel tegenover de veelheid van rapporten waarin wel wordt geconcludeerd tot onherstelbare constructieve tekortkomingen onvoldoende gewicht in de schaal. Het hof merkt daarbij op dat de deskundigheid van die andere deskundigen, en in het bijzonder niet van die van de gerechtelijke deskundige [E] , door [appellanten] c.s. niet (gemotiveerd) in twijfel is getrokken.
De conclusie is dan ook dat het werk op 17 februari 2012 zodanige onherstelbare gebreken bevatte dat die niet door oplevering of herstel konden worden weggenomen. Dit betekent tevens dat het betoog van [appellanten] c.s. dat [geïntimeerden] c.s. door intimidatie/mishandeling [appellant] hebben verhinderd herstel- of opleveringswerkzaamheden uit te voeren en zij daarom in schuldeisersverzuim zijn komen te verkeren geen doel kan treffen, wat er verder zij van dat door [geïntimeerden] c.s. betwiste betoog. Met die constatering faalt ook
grief V, voor zover daarin een beroep wordt gedaan op schuldeisersverzuim.
Ook het gestelde in
grief XIIIstuit af op het voorgaande. Met deze grief wordt betoogd dat [appellant] zijn werkzaamheden mocht opschorten omdat [geïntimeerden] c.s. hem op 17 februari 2012 te kennen gaven niet meer te zullen gaan betalen. Het hof stelt voorop dat [geïntimeerden] c.s. op die datum nog niet hoefden te betalen, omdat de laatste termijn van de aanneemsom op grond van de gemaakte afspraken pas na oplevering verschuldigd zou zijn. Voor zover [appellanten] c.s. hebben bedoeld dat uit de opmerking van [geïntimeerden] c.s. bleek dat zij sowieso van plan waren hem niets meer te zullen gaan betalen, overweegt het hof dat deze mededeling van [geïntimeerden] c.s. in het licht van het voorgaande als een beroep op opschorting moet worden beschouwd. Nu duidelijk was dat het dak onherstelbare gebreken vertoonde waren [geïntimeerden] c.s. immers niet gehouden het op een oplevering en betaling van een laatste termijn aan te laten komen en mochten zij hun verdere betalingsverplichtingen opschorten.
6.5
Voorts wordt door [appellanten] c.s. aangevoerd dat [appellant] zich voor de vraag hoe de werkzaamheden dienden te worden uitgevoerd niet enkel heeft gebaseerd op telefonische uitlatingen van de leverancier maar ook op de door hem opgevraagde montagevoorschriften en afspraken met [geïntimeerden] c.s.. Dit moge wellicht zo zijn, maar bepalend is of [appellant] conform die montagevoorschriften heeft gewerkt. Uit het rapport van [E] en de andere genoemde bewijsmiddelen blijkt dat dit niet het geval is.
6.6
Ten slotte stellen [appellanten] c.s. dat [geïntimeerde1] eigen schuld heeft omdat hij de langere platen die [appellant] op maat had kunnen maken heeft achtergehouden en hij de montagevoorschriften en het legplan heeft achtergehouden. Dit laatste volgt het hof niet, nu [appellanten] c.s. zelf stellen dat [appellant] beschikte over de door hem opgevraagde montagevoorschriften (mvg 33). De relevantie van het ter zake door [appellanten] c.s op dit punt gedane bewijsaanbod valt dan ook niet in te zien. Wat betreft het gestelde achterhouden van lange platen hebben [geïntimeerden] c.s. het volgende verweer gevoerd (MvA 27):
"
[appellant] merkt op: 'Om niet aan de onderkant van de platen te hoeven zagen, heeft [appellant]
de langere platen van 8.40 meter nodig. Deze opmerking is beeldend voor de onzinnigheid
van het hele verhaal. Als je langere platen nodig hebt, dan hoef je per definitie niet te zagen.
Dat doe je enkel bij te lange platen". Mede in het licht van dit verweer is het hof van oordeel dat [appellanten] c.s. niet duidelijk genoeg hebben onderbouwd waarop zij precies doelen en hoe de door hen gestelde omstandigheid zou hebben bijgedragen aan het feit dat een (onherstelbaar) ondeugdelijk dak is gelegd.
6.7
Grief II faalt aldus in alle onderdelen.
6.8
Grief IIIis gericht tegen rov. 2.13 van het eindvonnis. [appellanten] c.s. betogen dat naadvorming op voorhand voor beide partijen vaststond omdat de langste platen een lengte hadden van 8.40 meter en het dak een lengte heeft van 12 meter. Op zich is dat juist en dit wordt ook niet door [geïntimeerden] c.s. bestreden. Het betoog van [appellanten] c.s. gaat voorbij aan de kern van de zaak en dat zijn de door de deskundige vastgestelde structurele tekortkomingen aan het dak. De blote stelling van [appellanten] c.s. in de toelichting op de grief dat [appellant] conform de montagevoorschriften heeft gewerkt acht het hof een onvoldoende gemotiveerde weerspreking van het deskundigenrapport.
6.9
Met
grief IVbetogen [appellanten] c.s. dat [geïntimeerden] c.s. zou hebben geweigerd hem toe te staan aan de onderzijde van de platen ter plaatse van de goten zaagwerk te verrichten. Het hof kan [appellanten] c.s. hierin niet volgen, nu de montagevoorschriften voorschrijven dat eerst een plaat rechtsonder moet worden gelegd, dan een plaat rechtsboven enzovoorts. Het zaagwerk geschiedt dan aan de bovenzijde, waar de nokstukken de beschadigingen kunnen afdekken, zoals [geïntimeerden] c.s. hebben gesteld.
6.1
Grief Vhoudt allereerst een beroep in op schuldeisersverzuim. Dat deel van de grief is hiervoor al verworpen, bij de bespreking van grief II.
Voorts wordt in de toelichting op de grief betoogd dat indien het werk wordt beoordeeld alsof [appellant] heeft opgeleverd, [appellant] in de feitelijke situatie moet worden gebracht alsof hij opgeleverd zou hebben en vervolgens de schadevergoeding moet worden bepaald. Ter zitting van het hof heeft de advocaat van [appellanten] c.s. dit betoog verduidelijkt en aangegeven dat de laatste termijn van de aanneemsom ad € 4.896,-. (zie rov. 3.7) in mindering dient te komen op het toegewezen bedrag.
6.11
Het hof overweegt als volgt. [geïntimeerden] c.s. heeft de overeenkomst ontbonden, wat is gehonoreerd door de rechtbank, en hij heeft daarnaast schadevergoeding gevorderd. Die schade ziet op onder meer de kosten van, kort gezegd, het slopen van het dak en het aanbrengen van een nieuw dak. De grondslag daarvoor moet worden gezocht in artikel 6:277 BW. De verschuldigde schadevergoeding wordt gevonden door vergelijking van twee denkbare vermogensposities: (i) enerzijds die welke zou zijn voortgevloeid uit een in alle opzichten onberispelijke nakoming, (ii) anderzijds die zou resulteren uit een ontbinding zonder schadevergoeding, na afwikkeling van de daaruit voortvloeiende restitutieverplichtingen. In het eerste geval zouden [geïntimeerden] c.s. een nieuw dak hebben gehad maar wel de aanneemsom aan [appellant] hebben moeten voldoen. In het tweede geval zouden [geïntimeerden] c.s. de aanneemsom terug ontvangen, het voor hen waardeloze dak aan [appellant] hebben moeten teruggeven en geen nieuw dak hebben. Dit brengt mee dat de ontbindingsschade bestaat uit de kosten van een nieuw dak (zoals was overeengekomen) plus de kosten van het slopen van het voor [geïntimeerden] c.s. waardeloze dak minus de volledige aanneemsom die [geïntimeerden] c.s. aan [appellant] had dienen te voldoen in het geval [appellant] de overeenkomst onberispelijk was nagekomen. Dat heeft zich in dit geval klaarblijkelijk in die zin praktisch opgelost dat [appellant] niet is aangesproken tot restitutie van de aan hem betaalde aanneemsom maar wel tot betaling van de volledige kosten van sloop en die van een nieuw dak. Het resultaat is per saldo hetzelfde, doch dan dient wel van de
volledigeaanneemsom te worden uitgegaan. In zoverre slaagt de grief. Het hof zal het bedrag van € 4.816,- in mindering brengen op het toegewezen bedrag. Het hof merkt volledigheidshalve op dat het onderhavige betoog van [appellanten] c.s. is beperkt tot genoemde factuur en niet de facturen genoemd in rov. 3.8 en 3.15.
6.12
De
grieven VI en IXhebben betrekking op de klossen en lenen zich voor gemeenschappelijke behandeling. Betoogd wordt dat de deskundige niet zou hebben geoordeeld dat de klossen ondeugdelijk zouden zijn. Het hof kan [appellanten] c.s. hierin niet volgen, gelet op de navolgende passages uit het deskundigenrapport:

Deze klosconstructie is constructief beduidend slechter dan de voorgestelde klossen…”, “
De aangebrachte constructie is weinig deugdelijk” en “
De klosconstructie is op meerdere plaatsen ronduit ondeugdelijk te noemen.
Voor zover [appellant] nog hebben aangevoerd dat de deskundige eerst 18 maanden na dato is gaan kijken, verwijst het hof naar wat bij grief II is overwogen.
6.13
Met
grief VIIklagen [appellanten] c.s. over de toewijzing door de rechtbank van een aantal "overige schadeposten", te weten:
- kosten bankgarantie € 100,-
- rijplaten € 855,-
- zelfrijdende schaarhoogwerker € 3.400,-.
[appellanten] c.s. betwisten dat [geïntimeerden] c.s. kosten voor een bankgarantie heeft gemaakt. [geïntimeerden] c.s. heeft hierop niet gereageerd, zodat het hof deze schadepost als onvoldoende onderbouwd zal afwijzen. In zoverre slaagt de grief.
Ten aanzien van de rijplaten hebben [appellanten] c.s. betoogd dat deze gratis door een buurman van [geïntimeerden] c.s. ter beschikking zijn gesteld en [geïntimeerden] c.s. daar derhalve geen kosten voor hebben gemaakt. [geïntimeerden] c.s. hebben dit betwist en aangevoerd dat [appellant] de rijplaten heeft aangeleverd (al dan niet door die van een buurman van [geïntimeerden] c.s. te betrekken) en dat de prijs daarvoor in de aanneemsom was begrepen. Het hof overweegt dat niet relevant is of [geïntimeerden] c.s. de rijplaten gratis van een buurman in gebruik had toen [appellant] het werk uitvoerde. Het gaat erom dat de schade bestaat uit de kosten van het slopen en opnieuw aanbrengen van een dak. Tot die kosten, berekend naar objectieve maatstaven, behoren de kosten voor rijplaten en is niet van belang of [geïntimeerden] c.s. (opnieuw) de mogelijkheid heeft ergens gratis rijplaten in gebruik te krijgen.
[appellanten] c.s. betogen dat de werkzaamheden konden worden uitgevoerd met de
manitou verreiker van [appellant] en dat daar geen zelfrijdende schaarhoogwerker voor nodig was. [geïntimeerden] c.s. hebben dat betwist. Wie hier gelijk heeft, kan in het midden blijven. Het enkele feit dat de werkzaamheden mogelijk ook goed met een manitou kunnen worden uitgevoerd, betekent niet dat de kosten die de deskundige voor de inzet van een schaarhoogwerker heeft begroot in redelijkheid niet tot de schade behoren, te meer nu [appellanten] c.s. niet hebben gesteld dat en in hoeverre de inzet van een manitou tot lagere kosten zou leiden. Voor zover zij mochten hebben bedoeld dat bij het opnieuw uitvoeren van de werkzaamheden de eigen manitou van [appellant] gratis had kunnen worden gebruikt, ziet dit eraan voorbij dat de schade wordt begroot op basis van de objectieve kosten van herstel.
6.14
Met
grief VIIIklagen [appellanten] c.s. dat de rechtbank [appellant] verantwoordelijk houdt voor maatvoering. [appellanten] c.s. wijzen erop dat het “inmeten” van het dak niet behoorde tot de met [appellant] overeengekomen werkzaamheden. Met [geïntimeerden] c.s. is het hof van oordeel dat de grief berust op een verkeerde lezing van het vonnis, nu de rechtbank hier niet het oog heeft op inmeten maar op het op correcte wijze passend maken van de platen tijdens het werk.
Grief Xheeft betrekking op de door [appellant] aangebrachte gordingen. [appellanten] c.s. betogen het volgende. De gordingsafstand moest circa 2 meter zijn. Die afstand heeft het dak bij de eerste helft ook. Bij de tweede helft is de afstand zelfs nog minder. Goudstikker-De Vries heeft vele berekeningen gemaakt waaruit is gebleken dat de gordingsafstand in relatie met de overspanningstabel overal goed is. Ook de deskundige [E] heeft verklaard (zie pagina 5 van het zijn rapport) dat slechts op een paar plaatsen de gordingsafstand te groot is maar dat dit constructief geen probleem vormt. De rechtbank heeft aldus ten onrechte de kosten voor het opnieuw aanbrengen van de gordingen aan [appellant] toegerekend.
6.15
Het hof kan [appellanten] c.s. hierin niet volgen. De deskundige [E] heeft (onder D van zijn rapport) geconstateerd dat ten dele is afgeweken van de voorgeschreven gordingenmaat van 45 x 75 mm, dat sommige gordingen bestaan uit op elkaar geschroefde delen en dat de gordingen op verschillende hart-op-hart afstanden zijn geplaatst waardoor de schroeven aan de buitenzijde min meer willekeurig in het plaatwerk vallen. Weliswaar leidt een en ander niet tot constructieve problemen, maar visueel is sprake van onverzorgd en amateuristisch werk, aldus de deskundige. Onder H heeft hij daaraan toegevoegd dat de gordingafstand in relatie met de overspanningstabel en de juiste plaatsing van de dakpanplaatschroeven een gebrek oplevert. Het gaat er dus niet om of de gordingafstanden constructief niet tot problemen leiden (zoals [appellanten] c.s. betogen) maar dat de gordingen om andere, hiervoor beschreven, redenen niet voldoen aan de eisen van deugdelijk werk. De grief faalt.
6.16
Grief XIIhoudt in dat de rechtbank ten onrechte zowel de kosten voor het aanbrengen van kit als die voor het aanbrengen van butylband heeft toegewezen. [appellanten] c.s. wijzen erop dat in het rapport van [E] rekening is gehouden met beide opties. De rechtbank had daaruit volgens hem een keuze moeten maken. Wat [appellanten] c.s. betreft had dat butylband dienen te zijn.
Het hof overweegt dat [appellanten] c.s. het rapport van [E] blijkbaar zo lezen dat ofwel van kit ofwel van butylband gebruikt moet worden gemaakt. Het hof leest het rapport (in navolging van [geïntimeerden] c.s.) echter zo dat daar waar kit nodig is, kit moet worden gebruikt en daar waar butylband is aangewezen, butylband moet worden gebruikt. Daarom zijn beide kostenposten opgenomen. De grief faalt.
6.17
Grief XIVmist naast de andere grieven zelfstandige betekenis en behoeft daarom geen bespreking.
6.18
Met
grief XVklagen [appellanten] c.s. over het oordeel van de rechtbank (in oorspronkelijk reconventie) dat [geïntimeerden] c.s. niet gehouden zijn de meerwerkfactuur te voldoen. In de toelichting op deze grief herhalen [appellanten] c.s. hun betoog dat de werkzaamheden van [appellant] niet zijn afgerond, dat [appellant] nimmer heeft aangegeven dat het werk gereed is om te worden opgeleverd, dat [appellant] niet in verzuim is geraakt en dat het daarom prematuur is om te stellen dat [appellant] wanprestatie heeft geleverd. Dit betoog stuit in al zijn onderdelen af op hetgeen hiervoor is overwogen. Andere gronden voor toewijzing van het (overigens betwiste) meerwerk zijn niet aangevoerd (zie ook het slot van rov. 6.11). De grief faalt.
6.19
Met
grief XVIbetogen [appellanten] c.s. dat [appellant] een extreem lage aanneemsom heeft geoffreerd en [geïntimeerden] c.s. de lat hoog heeft gelegd. [geïntimeerden] c.s. mochten voor dit bedrag niet meer verwachten dan zij hebben gekregen, aldus [appellanten] c.s. Het hof volgt [appellanten] c.s. niet in dat betoog. [appellant] afficheert zichzelf als aannemer/bouwbedrijf. Een opdrachtgever mag van een aannemer in beginsel deugdelijk werk verwachten. In de omstandigheden van het geval ziet het hof geen reden voor het maken van een uitzondering op dit uitgangspunt. De (te bewijzen aangeboden) stelling dat [geïntimeerden] c.s. geen montagevoorschriften verstrekte en platen met verkeerde afmetingen sneuvelt op hetgeen daarover hiervoor is beslist.
6.2
Grief XVIIis een veeggrief en mist daarmee zelfstandige betekenis.
6.21
Voor zover de bewijsaanbiedingen die [appellanten] c.s hebben geformuleerd aan het slot van hun memorie van antwoord (MvA 71) al niet hiervoor zijn gepasseerd, overweegt het hof, onder verwijzing naar al het voorgaande, dat hetgeen door [appellant] ten bewijze wordt aangeboden niet ter zake dienende is.

7.De slotsom

7.1
[appellante] is niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de in oorspronkelijk conventie gewezen vonnissen. Voor het overige falen de grieven, behoudens delen van grief V en grief VII. Het slagen van die grieven leidt tot een gedeeltelijke vernietiging van het eindvonnis en een correctie op het door de rechtbank toegewezen bedrag van € 4.916,-. (€ 4.816,- restant aanneemsom plus € 100,- bankgarantie) Dit leidt tot een toewijsbaar bedrag van in hoofdsom € 102.768,23. Nu [appellant] reeds uitvoering heeft gegeven aan het eindvonnis in eerste aanleg, heeft hij aanspraak op restitutie van € 4.916,-, te vermeerderen met wettelijke rente. Voor het overige zullen het eindvonnis en het vonnis van 1 mei 2013 worden bekrachtigd (inclusief de proceskostenveroordeling in conventie van [appellant] nu hij de grotendeels in het ongelijk gestelde partij blijft).
[appellanten] c.s. zullen als de in het hoger beroep voor het overgrote deel in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] c.s. begroot op:
€ 1.601,- aan verschotten (griffierecht);
€ 5.264,- aan geliquideerd salaris van de advocaat (2 punten à € 2.632,- per punt, tarief V).

8.De beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de in oorspronkelijk conventie gewezen vonnissen;
bekrachtigt (wat de conventie betreft: in het hoger beroep van [appellant] en wat de reconventie betreft in het hoger beroep van [appellanten] c.s.) de vonnissen van 1 mei 2013 en 16 april 2014 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, behoudens ten aanzien van onderdeel 3 van het dictum van het vonnis van 16 april 2014, dat wordt vernietigd en als volgt komt te luiden:
veroordeelt [appellant] om aan [geïntimeerde1] te betalen een bedrag van € 102.768,23,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2012 tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt [appellanten] c.s. in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] c.s. begroot op € 1.601,- aan verschotten en € 5.264,- aan geliquideerd salaris van de advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. L. Janse, mr. H. de Hek en mr. P. Roorda en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
19 december 2017.