ECLI:NL:GHARL:2017:11111

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 december 2017
Publicatiedatum
18 december 2017
Zaaknummer
WAHV 200.201.817
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Witt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing van de kantonrechter inzake administratieve sanctie wegens snelheidsovertreding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 13 oktober 2016. De zaak betreft een administratieve sanctie opgelegd aan [betrokkene] B.V. wegens overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen, vastgesteld door middel van trajectcontrole. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen beroepsgronden waren ingediend binnen de gestelde termijn. De gemachtigde van de betrokkene heeft echter in hoger beroep aangevoerd dat er wel degelijk beroepsgronden waren ingediend en dat de kantonrechter ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard.

Het hof heeft vastgesteld dat het beroepschrift wel degelijk een beroepsgrond bevatte en dat de kantonrechter de beslissing niet in stand kon laten. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie beoordeeld. Het hof oordeelde dat de officier van justitie de hoorplicht had geschonden, omdat de betrokkene had verzocht om te worden gehoord en er geen sprake was van een kennelijk ongegrond beroep.

De administratieve sanctie van € 83,- die aan de betrokkene was opgelegd, werd vernietigd, omdat niet kon worden vastgesteld dat de gedraging was verricht. Het hof heeft ook de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 744,-, toegewezen. Dit arrest is gewezen door mr. M. de Witt, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

WAHV 200.201.817
18 december 2017
CJIB 192521117
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 13 oktober 2016
betreffende
[betrokkene] B.V. (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Op 12 augustus 2017 is nog een faxbericht van de gemachtigde van de betrokkene ontvangen waarin hij de gronden aanvult en het verzoek om terugwijzing van de zaak intrekt. Een afschrift daarvan is naar de advocaat-generaal gestuurd.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard omdat geen beroepsgronden zijn ingediend en dit verzuim niet is hersteld binnen de termijn die daartoe in het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter is geboden.
2. De gemachtigde voert aan dat voor niet-ontvankelijk verklaring geen plaats was nu in het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie een beroepsgrond staat. Ook zijn de gronden bij brief van 11 september 2016 aangevuld en dat is binnen de gestelde termijn.
3. In het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie heeft de gemachtigde aangegeven dat hij op nader aan te geven gronden in beroep komt en dat het beroep zich op dat moment beperkt tot het ontkennen van de verweten gedraging.
4. Onder verwijzing naar het arrest van het hof van 22 december 2016, rechtsoverweging 8. (gepubliceerd op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2016:10365), stelt het hof vast dat het beroepschrift aldus wel een beroepsgrond bevat. Gelet hierop had de kantonrechter het beroep niet niet-ontvankelijk kunnen verklaren. De beslissing van de kantonrechter kan niet in stand blijven en het hof zal die beslissing vernietigen.
5. Het hof zal doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen en het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie beoordelen.
6. De gemachtigde voert aan dat van een kennelijk ongegrond administratief beroepschrift geen sprake was, zodat de officier van justitie de hoorplicht heeft geschonden.
7. In het administratief beroepschrift d.d. 12 november 2015 heeft de gemachtigde aangevoerd dat de betrokkene de verweten gedraging betwist, en verzoekt hij hem een nadere termijn te gunnen voor het aanvullen van de gronden en hem in de gelegenheid te stellen te worden gehoord als bedoeld in artikel 7:16, eerste lid, van de Awb.
De officier van justitie heeft het beroep op 26 februari 2016 kennelijk ongegrond verklaard en is om die reden voorbij gegaan aan het verzoek te worden gehoord.
8. De beslissing van de officier van justitie dient te worden vernietigd wegens schending van de hoorplicht. Er was verzocht om te worden gehoord en van een kennelijk ongegrond beroep als bedoeld in artikel 7:17 van de Awb was geen sprake. Het hof zal de beslissing van de officier van justitie vernietigen en de bezwaren tegen de inleidende beschikking beoordelen.
9. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 83,-opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 11 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 23 september 2015 om 21:08 uur op de A2 links (trajectcontrole) te Baambrugge met het voertuig met het kenteken [0-YYY-00] .
10. De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger aan dat de verweten gedraging niet is komen vast te staan. Onder verwijzing naar het door hem bijgevoegde arrest
11 augustus 2017 in de zaak WAHV 200.206.187, een soortgelijke zaak van dezelfde betrokkene, voert hij aan dat dezelfde feiten en omstandigheden zich voordoen in de thans voorliggende zaak. De gemachtigde heeft in die zaak onder andere aangevoerd dat de foto's van de verweten gedraging nog steeds niet zijn overgelegd, terwijl daar wel om was verzocht. Dat in de administratieve en kantonfase niet adequaat tegen de inleidende beschikking is gereageerd is gelegen in het feit dat ondanks herhaalde duidelijke verzoeken niet alle gevraagde zaakstukken zijn ontvangen. De gedraging wordt nog steeds betwist. Uit het zaakoverzicht valt de gereden afstand niet op te maken.
11. Het argument dat de foto's van de gedraging nog steeds niet zijn overgelegd faalt. Uit de stukken in het dossier blijkt dat de officier van justitie in reactie op het beroepschrift tegen de beslissing op het administratief beroep bij brief van 30 mei 2016 een afschrift van het procesdossier heeft toegezonden. Het hof ziet geen aanleiding om eraan te twijfelen dat dit ook een afschrift van de foto's omvat, mede omdat bij brief van 8 december 2016 in het kader van het wob-verzoek van de gemachtigde slechts het zaakoverzicht was toegezonden.
12. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, is in het zaakoverzicht onder meer de volgende tekst als verklaring van de verbalisant opgenomen:
“De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. een voor de meting geteste, geijkte en op de voorgeschreven wijze gebruikte trajectsnelheidsmeter op basis van factoren tijd en afstand.
Gemeten (afgelezen) gemiddelde snelheid : 115 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) gemiddelde snelheid: 111 km per uur.
Toegestane snelheid : 100 km per uur.
Overschrijding met : 11 km per uur.
De werkelijke snelheid is het resultaat van een, overeenkomstig de geldende Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers van het college van Procureurs-generaal uitgevoerde correctie op de met het meetmiddel gemeten (afgelezen) snelheid. (…)
De overtreding werd automatisch en langs elektronische weg digitaal geconstateerd en vastgelegd. (…) De geconstateerde gemiddelde snelheid was het resultaat van een berekening die plaatsvond op basis van de tijdsduur en de afgelegde wegafstand van het controletraject.
Overtreden artikel: 62 jo. bord A1 RVV 1990."
13. Tot het dossier behoren een tweetal foto’s. Op beide foto’s is de achterzijde van het voertuig van de betrokkene te zien. Het kenteken is goed leesbaar.
In de databalk onder de eerste foto is onder meer opgenomen:
"23-09-2015 21:07:19.463 A2 E1 R-3."
In de databalk onder de tweede foto is onder meer opgenomen:
"23-09-2015 21:08:52.061 A2 XI R-3."
14. Bij trajectcontrole kan de gemiddelde snelheid worden vastgesteld met een berekening op basis van de tijdsduur en trajectlengte (vgl. ov. 17 van het arrest van 4 april 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2855, gepubliceerd op rechtspraak.nl.). In de onderhavige zaak is op of boven de foto's van de vermeende gedraging niet vermeld wat de lengte van het traject is en bij welke hectometerpaal de trajectmeting is gestart en geëindigd. Ook in het zaakoverzicht ontbreekt deze informatie. Op of boven de foto is niets vermeld omtrent de in het zaakoverzicht vermelde snelheden. Gelet op het voorgaande en in aanmerking genomen dat van de zijde van het openbaar ministerie hieromtrent geen aanvullende informatie in de procedure is gebracht, kan op basis van de voorhanden gegevens niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Het beroep tegen de inleidende beschikking is gegrond. De overige daartegen aangevoerde argumenten behoeven nu geen bespreking meer.
15. Namens de betrokkene is verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Naar het oordeel van het hof komen de gevraagde kosten voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift bij de officier van justitie, het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter en het indienen van een hoger beroepschrift. Aan het indienen van een beroepschrift dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt, gelet op de datum van het instellen van het hoger beroep,
€ 496,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 744,- (= 3 x € 496,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gegrond en vernietigt de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 192521117 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan haar wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 744,-, door overmaking van dit bedrag op rekeningnummer [00000] ten name van [B] te [C] .
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.