In het wetgevend overleg van 16 oktober 2006 is over dit amendement onder andere het volgende opgemerkt.
Kamerlid Van Lith:
De watersysteemheffing wordt gebaseerd op de waardeverhoudingen tussen de verschillende categorieën. Op basis van deze verhoudingen worden de tarieven voor de categorieën bepaald. Het wetsvoorstel geeft de mogelijkheid om af te wijken bij de in de wet genoemde bijzondere situaties, te weten buitendijkse gronden, bemalen gronden en tuinbouwkassen. Ik vind dat aan dit limitatieve lijstje openbare wegen en bergingsgebieden moeten worden toegevoegd. Hierop moet ook tariefdifferentiatie van toepassing kunnen zijn. Voor deze twee aanvullende situaties geldt dat een duidelijk minder of meer dan gemiddeld belang kan worden toegekend. De hoogte van de heffing zou hierop kunnen worden aangepast. Bergingsgebieden voor de opvang van overtollig water hebben minder belang bij de waterhuishouding, waardoor het minder gewenst is dat zij het volle fiscale pond opbrengen. Verharde wegen zijn wat betreft het oppervlak niet goed te onderscheiden van glasopstallen en dienen om deze reden fiscaal gelijk te worden gesteld. Er is, met andere woorden, in het huidige wetsvoorstel een te beperkte mogelijkheid tot tariefdifferentiatie opgenomen.
Kamerlid Lenards:
Voorzitter: De tariefdifferentiatie is van toepassing op glasopstanden. Ik heb het weer over artikel 122. Vanuit de praktijk bestaat er de behoefte om die te verruimen tot waterbergingsgebieden en verharde openbare wegen. Hogere piekafvoeren betekenen een behoorlijke capaciteitsaanslag op het watersysteem. Voor wegen geldt dat in versterkte mate. Bij glasopstanden heb je allerlei waterbuffers of bassins die een matigend effect kunnen hebben op de piekafvoer. De watersysteemheffing is mede bedoeld voor de waterkwaliteitszorg. De wegen zijn een belangrijke diffuse verontreinigingsbron. De bestrijding daarvan en de aanpak van de verontreinigingen vormen thans een van de belangrijkste waterschapstaken. Dat zal straks, als de Europese kaderrichtlijn water van toepassing is, alleen nog maar toenemen.
In eerder overleg is het alternatief aan de orde geweest om de wegen in te delen bij de categorie gebouwd of om ze direct te waarderen op basis van de economische waarde. Dat zou enorme lastenverschuivingen teweegbrengen voor zowel de eigenaar van de wegen als voor de eigenaar in de categorie van agrarisch en overig ongebouwd. Met dit voorstel blijven de lastenverschuivingen beperkter van omvang. Door de tariefdifferentiatie te baseren op de gevolgen voor het watersysteem in plaats van deze te koppelen aan de economische waarde is het goed te verantwoorden. Ik sluit mij dan ook aan bij het door het CDA ingediende amendement op stuk nr. 15.
Minister Peijs:
De heer Van der Staaij heeft aangegeven dat hij het amendement op stuk nr. 15 van de heren Van Lith en Lenards kan steunen. Het gaat over het invoeren van een tariefdifferentiatie voor wegen en bergingsgebieden. Een tariefdifferentiatie voor wegen kan ik mij voorstellen, nu wij het ook voor de glastuinbouw in de wet hebben opgenomen.
(…)
De vraag was of het indelen van wegen, spoorwegen en vaarwegen bij de categorie ongebouwd niet leidt tot onevenredig hoge heffingen voor de andere eigenaren in deze categorie en of de landbouw daar niet met name de dupe van is. Eigenaren van wegen en andere infrastructuur moeten net als ieder ander waterschapsheffing betalen. Omdat er in het verleden discussie was over de vraag of wegen behoren tot de categorie gebouwd of ongebouwd is in de wet vastgelegd dat infrastructuur beschouwd moet worden als ongebouwd. Dat blijft ongewijzigd, dus er is niets nieuws onder de zon. Sommige partijen hebben echter aangevoerd dat de classificatie afgeschaft is, waardoor andere eigenaren in de categorie ongebouwd er meer last van hebben dat de infrastructuur in dezelfde categorie zit. Dat klopt. Daarom zal in de AMvB bepaald worden dat de waarde van de wegen voor maximaal 75% van de herbouwwaarde meegeteld mogen worden. Tot nu toe zijn daar geen regels voor gesteld. Ik ben wel bereid de waterschappen de gelegenheid te geven om de pijn voor de boeren een beetje te verzachten door de wegen toe te voegen aan de regeling voor tariefdifferentiatie. Overigens gaat de landbouw er met deze nieuwe wet financieel behoorlijk op vooruit door de daling van 116 mln. tot 60 mln. per jaar.”
(Kamerstukken II, 2006-2007, 30601, nr. 24)