In deze zaak gaat het om de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling van een minderjarige, geboren in 2009, wiens ouders in 2009 zijn getrouwd en in 2017 zijn gescheiden. De moeder, die in hoger beroep is gegaan, verzoekt het hof om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar te bepalen en een omgangsregeling met de vader vast te stellen. De vader verzoekt de grieven van de moeder ongegrond te verklaren en de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 27 september 2017 gehouden, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren. De moeder werd vergezeld door een tolk en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling, Samen Veilig Midden-Nederland.
Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige onder toezicht is gesteld en dat er zorgen zijn over de opvoedingssituatie bij beide ouders. De moeder heeft verzocht om een uitgebreide zorgregeling, maar het hof oordeelt dat de minderjarige gebaat is bij continuïteit en stabiliteit in zijn opvoedingsomgeving. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank dat de hoofdverblijfplaats bij de vader blijft, maar wijzigt de zorgregeling zodat de minderjarige bij de moeder kan verblijven op woensdagmiddag, vrijdagmiddag en in het weekend.
Wat betreft de alimentatie heeft de vrouw haar verzoek tot kinderalimentatie gehandhaafd, maar het hof oordeelt dat dit geen verdere bespreking behoeft omdat het hoofdverblijf bij de vader blijft. De partneralimentatie wordt ook besproken, waarbij het hof oordeelt dat de vrouw in redelijkheid meer kan werken en geen behoefte heeft aan een bijdrage van de man. De beschikking van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd en de zorgregeling wordt aangepast, terwijl de hoofdverblijfplaats en de alimentatiebeslissingen worden bekrachtigd.