In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland over een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2010. Belanghebbende, werkzaam bij een wereldwijd opererend concern dat off-shore boorwerkzaamheden verricht, heeft werkzaamheden uitgevoerd in Zuid-Korea. De Inspecteur van de Belastingdienst heeft geen voorkoming van dubbele belasting toegestaan, omdat hij van mening is dat de beloning van belanghebbende niet ten laste is gekomen van een vaste inrichting van het concern in Zuid-Korea. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende in Zuid-Korea heeft verbleven, maar dat de werkzaamheden van belanghebbende niet kunnen worden toegerekend aan een vaste inrichting van zijn werkgever. De Inspecteur heeft terecht geen voorkoming van dubbele belasting toegestaan, omdat de werkzaamheden van belanghebbende als voorbereidende en hulpwerkzaamheden zijn aangemerkt, die niet essentieel zijn voor de winstgenererende activiteiten van het concern. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.