Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing
€ 4.145,- bruto aan inkomsten uit dienstbetrekking heeft gegenereerd. Blijkens de aangifte inkomstenbelasting over 2013 heeft de man over dat jaar tevens een bedrag van € 23.176,- bruto aan Ziektewet-uitkering ontvangen. Daarom zal het hof hiermee rekening houden bij de berekening van de draagkracht van de man, dus met een inkomen van in totaal
€ 27.321,- bruto.
€ 28,- per maand, nu de man in zijn proefberekening is uitgegaan van het bruto jaarinkomen van € 27.321,-, waarvan het hof eveneens uitgaat.
€ 22.848,- bruto. Daarom zal het hof hiermee rekening houden bij de berekening van de draagkracht van de man.
€ 44,- per maand, nu de man in zijn proefberekening is uitgegaan van het bruto jaarinkomen van € 22.848,-, waarvan het hof eveneens uitgaat.
€ 23,- bruto per maand beschikbaar voor partneralimentatie. Nu de ondergrens van de rechtsstrijd over de periode van 1 januari 2014 tot 7 februari 2014 een bedrag van € 57,02 bruto per maand bedraagt, zal het hof de bijdrage ten behoeve van de vrouw over die periode op dat bedrag bepalen. De bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw over de periode van 7 februari 2014 tot 1 januari 2015 zal het hof op € 23,- bruto per maand bepalen.
€ 894,- per punt: 1 punt voor het verweerschrift in rekestprocedures, 1 punt voor de mondelinge behandeling bij het hof plus de helft van het tarief van het principaal appel voor het incidenteel appel) en € 314,- aan griffierecht, zodat de man derhalve in totaal € 2.996,- verschuldigd is. Het hof beoordeelt het door de vrouw ingestelde incidenteel appel als noodzakelijk.