Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Rabobank,
Sauna Peize,
1.Het geding in eerste aanleg
1 december 2010, 7 maart 2012 en 5 september 2012 die de voormalige rechtbank Assen, heeft gewezen, alsmede de rolbeschikking van 9 februari 2011 van die rechtbank.
Coöperatieve Rabobank Noordenveld U.A. Bij akte van 23 februari 2016 heeft Rabobank doen weten dat alle lokale Rabobanken, waaronder de hiervoor genoemde, per 1 januari 2016 juridisch zijn gefuseerd met de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank U.A. tot
Coöperatieve Rabobank U.A.en dat het geding om die reden op naam van laatst gemelde bank dient te worden voortgezet. Sauna Peize heeft daartegen geen bezwaar gemaakt. Als procespartij wordt daarom (verder) aangemerkt en in de kop van dit arrest vermeld:
Coöperatieve Rabobank U.A.
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
eerste griefkomt Rabobank (in het principaal appel) op tegen het oordeel van de rechtbank dat sprake was van onderverzekering met betrekking tot schade aan de gebouwen. Rabobank onderbouwt haar bezwaren als volgt.
grieven I en IIin het incidenteel appel. Ter onderbouwing van haar standpunt voert zij aan dat de verzekerde waarde van het bedrijfsgebouw volgens de polis slechts € 3.475.700,- was, maar de waarde van het gebouw voor de brand € 4.200.000,- bedroeg (en zelfs nog wel meer). De deskundige is tot een lager bedrag gekomen, maar heeft daarbij ten onrechte geen acht geslagen op het feit dat het oorspronkelijk door HDS getaxeerde bedrag te laag was. Wanneer het getaxeerde bedrag op correcte wijze was verhoogd, zou de waarde van het gebouw voor de brand zijn uitgekomen op (in ieder geval) € 4.200.000,-. Rekening houdend met de verkeerde taxatie door HDS had de rechtbank om die reden moeten uitgaan van een onderverzekeringspercentage van 9%, hetgeen resulteerde in een niet door Interpolis vergoed schadebedrag van € 189.216,-, zoals bij inleidende dagvaarding gevorderd en niet slechts € 134.345,-, zoals door de rechtbank toegewezen.
[D] . Aan de deskundige is onder andere de vraag voorgelegd of op het moment van de brand sprake was van onderverzekering met betrekking tot de gebouwen. De deskundige heeft op 7 juli 2011 rapport uitgebracht. In dat rapport is hij uiteindelijk (na opmerkingen van partijen over het conceptrapport) tot de conclusie gekomen dat sprake was van onderverzekering tot een bedrag van € 375.000,-.
tweede griefkomt Rabobank op tegen de vaststelling door de rechtbank van de hoogte van de als gevolg van onderverzekering geleden schade op € 134.345,-. In die grief wordt allereerst herhaald dat de onderverzekering minder was dan door de rechtbank vastgesteld. Die kwestie is hiervoor reeds besproken. Daarnaast wordt nog aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van een vastgestelde gebouwschade ter hoogte van € 2.002.955,-. De schade is namelijk, aldus Rabobank, vastgesteld op basis van offertes voor herbouw en niet op basis van de werkelijke kosten. Voorts geldt dat de feitelijk door Sauna Peize van Interpolis ontvangen uitkering toereikend is geweest voor de herbouw, ook al was die uitkering het resultaat van korting als gevolg van onderverzekering. Er is dus feitelijk geen resterende schade.
grief IIIkomt Rabobank op tegen het oordeel van de rechtbank dat (eveneens) sprake was van onderverzekering ten aanzien van de bedrijfsschade. Ter onderbouwing daarvan voert zij aan dat de deskundige heeft geoordeeld dat geen sprake was van onderverzekering op het punt van de bedrijfsschade. Voorts geldt dat, zoals de deskundige ook heeft geoordeeld, voor Rabobank geen reden bestond de verzekerde waarde aan te passen, omdat de omzet in 2004 juist was teruggelopen ten opzichte van 2003. Dat tijdens een bespreking op 1 juni 2005 tussen Rabobank en Sauna Peize een prognose van hogere omzetten aan de orde is geweest, behoefde voor Rabobank geen aanleiding te zijn de verzekerde waarde op stel en sprong aan die prognose aan te passen.
op basis van deze cijfersgeen sprake was van onderverzekering. Die conclusie is niet weersproken en neemt het hof over.
grief IVkomt Rabobank op tegen het oordeel van de rechtbank dat sprake was van bedrijfsschade en de hoogte daarvan. Nu hiervoor is vastgesteld dat van onderverzekering geen sprake was, terwijl de vordering van Sauna Peize gebaseerd is op de stelling dat daarvan wél sprake was, geldt dat die vordering, als niet bewezen, zal worden afgewezen. Dat betekent dat Rabobank geen belang meer heeft bij beoordeling van grief IV.
grief Vdoet Rabobank een beroep op eigen schuld aan de zijde van Sauna Peize. In dat kader voert Rabobank het volgende aan. Het feit dat van onderverzekering van de gebouwen sprake was, vond zijn oorzaak in het gegeven dat Sauna Peize haar verplichting om de bank tijdig van voldoende en juiste informatie te voorzien heeft geschonden. Aan de bank was niet meer bekend dan dat in gebouw 3 geïnvesteerd was, op grond waarvan de bank de verzekerde waarde daarvan ook heeft verhoogd. Van investeringen in de gebouwen 1 en 2 was haar niets bekend.