ECLI:NL:GHARL:2017:10104

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 november 2017
Publicatiedatum
20 november 2017
Zaaknummer
200.221.884/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige vanwege onvoorspelbaar gedrag van de moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 18 mei 2017 aangevochten. De rechtbank had de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 4 juni 2018, op basis van zorgen over het gedrag van de moeder en de impact daarvan op de ontwikkeling van [de minderjarige].

Het hof heeft vastgesteld dat er sinds de geboorte van [de minderjarige] terugkerende zorgen zijn over het gedrag van de moeder, die niet in staat lijkt om voldoende veiligheid en stabiliteit te bieden. De moeder heeft zich in de periode voorafgaand aan de zitting op 19 oktober 2017 ongepast gedragen, door [de minderjarige] zonder toestemming te bezoeken en zich op ongewenste momenten in zijn leven op te dringen. Dit gedrag heeft geleid tot gevoelens van onveiligheid bij [de minderjarige].

De GI heeft in haar verweer aangegeven dat de moeder de noodzakelijke hulp niet accepteert en dat haar gedrag de sociale omgeving van [de minderjarige] onveilig maakt. Het hof heeft geconcludeerd dat de gronden voor de ondertoezichtstelling ten tijde van de bestreden beschikking aanwezig waren en dat deze gronden nog steeds van toepassing zijn. Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.221.884/01
(zaaknummer rechtbank C/16/435167 / JL RK 17-187)
beschikking van 16 november 2017
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E. Jonker te Almere,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Almere,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader],
wonende te [B] ,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 18 mei 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 7 augustus 2017;
- het verweerschrift van de GI met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Jonker van 5 oktober 2017 met productie(s);
- een faxbericht van de GI van 16 oktober 2017 met als productie het standpunt van de vader.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 19 oktober 2017 plaatsgevonden. De moeder is verschenen, bijgestaan door mr. Jonker. Namens de GI zijn verschenen de heer
[C] en mevrouw [D] .

3.De feiten

3.1
Uit het geregistreerd partnerschap van de vader en de moeder is [in] 2010 geboren [de minderjarige] (verder te noemen: [de minderjarige] ). De ouders zijn gezamenlijk met het gezag over [de minderjarige] belast. [de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vader.
3.2
Bij beschikking van de rechtbank van 2 juni 2016 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 4 juni 2017.
3.3
Bij inleidend verzoek heeft de GI de rechtbank op 17 maart 2017 verzocht de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van twaalf maanden.
3.4
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 4 juni 2018.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder is met ongenummerde grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidend verzoek alsnog af te wijzen.
4.2
De GI voert verweer en verzoekt het hof het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair ongegrond te verklaren, met zoveel nodig bekrachtiging van de bestreden beschikking.
4.3
De vader heeft eveneens verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 1:255, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
Uit de overgelegde stukken komt naar voren dat er reeds vanaf de geboorte van [de minderjarige] steeds terugkerende zorgen zijn geweest over het gedrag van de moeder en de invloed daarvan op de ontwikkeling van [de minderjarige] . Daarin is een patroon zichtbaar geworden, waarin het de moeder niet lukte om voldoende veiligheid, stabiliteit en structuur te bieden aan [de minderjarige] .
woont sinds 4 maart 2016 bij de vader. Hij wordt naar het oordeel van het hof, anders dan de moeder stelt, nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Die ontwikkelingsbedreiging is met name gelegen in het onvoorspelbare gedrag van de moeder, dat bij [de minderjarige] grote gevoelens van onveiligheid en angst teweeg brengt en voor de GI ook reden is geweest om, nadat eerst al een schriftelijke aanwijzing aan moeder was gegeven, de omgang tussen de moeder en [de minderjarige] met ingang van 18 april 2017 volledig stop te zetten en voorts een verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder in te dienen bij de rechtbank. Uit het plan van aanpak d.d. 8 augustus 2017 komt naar voren dat de moeder [de minderjarige] in de periode vanaf maart 2017 in toenemende mate zowel op school als thuis onaangekondigd en ongeoorloofd bezocht. Zo ging de moeder met regelmaat naar het huis van de vader, waar zij op de deur bonkte en tassen met eten in de tuin zette, en wachtte zij in de speeltuin en bij de deur van de supermarkt tot de vader en [de minderjarige] aldaar zouden verschijnen. Ook bezocht de moeder de school en de BSO van [de minderjarige] en liet zij zich vervolgens onder heftig protest door de politie wegvoeren, om kort daarna weer terug te keren. Illustratief in dit verband is voorts dat de moeder tijdens een recent door de moeder voor [de minderjarige] gepland bezoek aan de KNO-arts zich zodanig heeft gedragen, waarbij de vader aangeeft dat zij hem en [de minderjarige] achterna heeft gezeten, dat de betreffende arts [de minderjarige] op dat moment niet meer wilde zien en een nieuwe afspraak moest worden ingepland. De GI heeft naar voren gebracht dat [de minderjarige] het vervelend vindt als de moeder zich opdringt op momenten in zijn leven dat hij dat niet verwacht en waarvan hij ook niet weg kan lopen. Ook overigens vertoont de moeder naar het oordeel van het hof grensoverschrijdend gedrag. Zo komt uit de overgelegde stukken naar voren dat de moeder sociale media gebruikt om haar emoties en gevoelens te uiten met betrekking tot [de minderjarige] . Ook heeft de moeder, zo heeft zij ter zitting erkend, in haar tuin een paal geplaatst met daarop een foto van het gezicht en het lipriempje van [de minderjarige] . Het hof is met de GI van oordeel dat het gedrag van de moeder de sociale omgeving van [de minderjarige] onveilig maakt en dat [de minderjarige] als gevolg hiervan ernstig in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling wordt bedreigd.
De hulp die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is wordt door de moeder onvoldoende geaccepteerd. Uit de overgelegde stukken komt naar voren dat de moeder in rondetafelgesprekken bij de GI blijft vasthouden aan haar eigen opvattingen over wat goed is voor [de minderjarige] , waardoor het niet lukt om constructieve afspraken met haar te maken.In het licht van het hiervoor omschreven onvoorspelbare en verwarde gedrag van de moeder dient er naar het oordeel van het hof middels een ondertoezichtstelling zicht te blijven op [de minderjarige] , teneinde de veiligheid in zijn sociale omgeving te waarborgen. De stellingen van de moeder die als uitgangspunt hebben dat alleen (de opbouw van) de contactregeling tussen haar en [de minderjarige] reden is voor de ondertoezichtstelling behoeven met het voorgaande oordeel geen bespreking meer.
5.3
Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de gronden voor de ondertoezichtstelling ten tijde van de bestreden beschikking aanwezig waren en thans nog steeds aanwezig zijn. Het hof zal de bestreden beschikking daarom bekrachtigen.

6.De slotsom

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Almere, van 18 mei 2017.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, S. Rezel en M.A.F. Holtvluwer-Veenstra en is op 16 november 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.