In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], die tijdens het hoger beroep in staat van faillissement is verklaard. De curator heeft aangegeven het geding niet over te nemen, waarna [geïntimeerde] verzocht heeft om ontslag van instantie. Het hof overweegt dat artikel 27 lid 2 van de Faillissementswet (Fw) niet dwingt tot toewijzing van het verzoek tot ontslag van instantie. De zaak betreft de verdeling van de huwelijkse gemeenschap tussen de partijen, die gewezen echtelieden zijn, en het geschil in conventie is onlosmakelijk verbonden met het geschil in reconventie. Het hof heeft besloten de zaak naar de rol te verwijzen voor een akte van [appellant] in persoon, zodat de belangen van beide partijen kunnen worden afgewogen.
De verdere procedure is complex, aangezien [appellant] in eerste aanleg vorderingen heeft ingesteld met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap, terwijl [geïntimeerde] tegenvorderingen heeft ingesteld. De rechtbank heeft deze vorderingen gezamenlijk beoordeeld, en het hoger beroep van [appellant] is gericht op vernietiging van het vonnis van de rechtbank en het alsnog toewijzen van zijn vorderingen. Het hof benadrukt het belang van hoor en wederhoor en kan niet beslissen op het verzoek van [geïntimeerde] zonder [appellant] in persoon te horen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij [appellant] de gelegenheid krijgt om zijn belangen naar voren te brengen.
Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor een akte van [appellant] en houdt iedere verdere beslissing aan. De uitspraak is gedaan op 6 december 2016 door de rechters J.H. Kuiper, B.J.H. Hofstee en I. Tubben, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.