ECLI:NL:HR:2005:AT5543
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie in een echtscheidingsprocedure met schuldsanering en ontslag van instantie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw een vordering had ingesteld tot betaling van een bedrag van ƒ 172.161,35. De vrouw, eiseres tot cassatie, had de man, verweerder in cassatie, gedagvaard voor de rechtbank te Breda. De rechtbank wees de vordering van de vrouw af, waarna zij hoger beroep instelde bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Tijdens deze procedure werd de schuldsanering van de vrouw van toepassing verklaard, wat leidde tot een schorsing van het geding. De man verzocht vervolgens om ontslag van instantie, wat door het hof werd toegewezen. De vrouw ging in cassatie tegen deze beslissing.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had beslist dat de man dezelfde bevoegdheid had als de vrouw om het hoger beroep te beëindigen, gezien de omstandigheden van de schuldsanering. De Hoge Raad benadrukte dat de belangen van de man bij het verzoek tot ontslag van instantie zwaarder wogen dan die van de vrouw, die geen verweer had gevoerd tegen het verzoek. De Hoge Raad verwierp het beroep van de vrouw en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. Dit arrest bevestigt de mogelijkheid voor een wederpartij om ontslag van instantie te verzoeken in het geval van een schuldsanering, en onderstreept het belang van goede procesorde in dergelijke situaties.